scholarly journals Niet-spierinvasief en spierinvasief blaascarcinoom

2020 ◽  
Vol 10 (S2) ◽  
pp. 2-4
Author(s):  
Lieke de Vries ◽  
Fred Witjes

Samenvatting Blaasspoelingen met Bacillus Calmette-Guérin (BCG) is de standaardbehandeling voor hooggradig (HG) NMIBC. Er is echter een wereldwijd tekort aan BCG. Daarnaast is er voor patiënten die falen op BCG-therapie geen goed alternatief, behoudens een radicale cystectomie. Daarom was er op de EAU veel aandacht voor onderzoek naar gereduceerde behandelschema’s met BCG en nieuwe behandelvormen voor de laatstgenoemde groep. drs. Lieke de Vries aios urologie

2018 ◽  
Vol 46 (1) ◽  
Author(s):  
Birte Schohaus

Samenvatting Dit artikel stelt dat ‘format’ een centraal uitgangspunt voor onderzoek naar journalistieke televisieprogramma’s zou moeten zijn. Aan de hand van een casestudy van twee Nederlandse talkshows worden de bouwstenen aangewezen waaruit deze formats bestaan en hoe deze op een systematische manier kunnen worden onderzocht. Hiermee presenteert dit artikel een analysemodel waarin vorm en inhoud van journalistieke televisieformats kunnen worden vergeleken.


2004 ◽  
Vol 78 (9) ◽  
pp. 398-403
Author(s):  
H. Van Ees ◽  
Theo Postma

De aanbevelingen van de code Tabaksblat zijn ontleend aan ‘best practices’. De vraag rijst waarop ‘best practices’ zijn gebaseerd en wat er mee wordt beoogd. In dit artikel zal worden betoogd dat de code mogelijk de legitimiteit van corporate governance instituties, in het bijzonder de Raad van Commissarissen (RvC), vergroot, maar niet noodzakelijkerwijs het effectief functioneren van deze instituties. De argumentatie hiervoor is dat de code Tabaksblat vooral richtlijnen over de RvC geeft en weinig over het daadwerkelijke gedrag van de raad zegt. De resultaten van wetenschappelijk onderzoek naar de relatie tussen kenmerken van de RvC en de prestatie van de onderneming laten geen eenduidige interpretatie toe. Daartoe is vooral meer onderzoek nodig naar de onderlinge relatie tussen dergelijke kenmerken enerzijds en de besluitvormingsprocessen en activiteiten van de Raad anderzijds. Gepleit wordt voor onderzoek dat zich richt op het openen van deze Black box. Dit wordt toegelicht aan de hand van de discussie inzake onafhankelijkheid van commissarissen. Onze conclusie is dat de formele behandeling van het begrip onafhankelijkheid in de code Tabaksblat waarschijnlijk niet het beoogde effect zal sorteren. Dit vanwege de te beperkte invulling van het begrip en de veronachtzaming van de meer procesmatige aspecten van het functioneren van de RvC. Een vervolgcode zou naar onze mening meer moeten inspelen op hoe commissarissen met elkaar en met de raad van bestuur omgaan. Onafhankelijkheid wordt dan meer benaderd in termen van mentale onafhankelijkheid, ‘dingen anders zien’, goed geïnformeerd willen zijn en het denken van bestuurders willen uitdagen. Dit vraagt betrokkenheid van commissarissen en leiderschap van de voorzitter van de RvC. Op deze punten kunnen opleidingen voor commissarissen ook een rol spelen.


2014 ◽  
Vol 31-32 (4-1) ◽  
pp. 124-136 ◽  
Author(s):  
Marca Wolfensberger ◽  
Albert Pilot

2018 ◽  
Vol 92 (1/2) ◽  
pp. 53-59
Author(s):  
Marcel Pheijffer

Het wetenschappelijk onderzoek naar het kenobject accountancy kenmerkt zich in Nederland door een relatief uniforme aanpak qua te behandelen thematiek, theoretische inzichten, paradigma’s en methodologie. De auteur pleit voor een verbreding van de blik binnen de academische gemeenschap, waarbij wat meer van de gebaande paden wordt afgeweken. Hij verwijst daarbij naar de stroming ‘critical accounting’ en bespreekt welk type onderzoek en onderzoeksonderwerpen daarbinnen vallen. Binnen de Nederlandse context spreekt de auteur over ‘kritische accountancy’ en geeft een aantal suggesties voor onderzoek op dat gebied. Daarbij roept hij de Nederlandse hoogleraren op meer oog voor deze onderzoekstroming en de genoemde onderzoeksuggesties te hebben.


2020 ◽  
Vol 33 (3) ◽  
Author(s):  
Maria C. W. Peeters

Organisaties implementeren technologische innovaties doorgaans met als doel de efficiëntie van aangeboden diensten en werkprocessen te verbeteren en optimaliseren. Toch blijkt dat een technologische transitie lang niet altijd tot het beoogde resultaat leidt en zelfs kan resulteren in slechtere prestaties en een verminderd welzijn van werknemers. Dit wordt ook wel de technologie-paradox genoemd. In deze uitgebreide bewerking van mijn oratie staat de vraag centraal hoe werknemers duurzaam kunnen blijven presteren onder de snel veranderende omstandigheden op het gebied van digitalisering. Er worden vier factoren besproken die van belang zijn voor duurzame werkprestaties, juist óók in tijden van verdergaande digitalisering: (1) een goed ontwerp van de functie; (2) een gezonde balans tussen werk en privé; (3) aandacht voor diversiteit van het personeel; (4) mogelijkheden voor 'job crafting', d.w.z. het sleutelen aan de eigen functie zodat deze zo goed mogelijk aansluit bij de capaciteiten en interesses van de werknemer. Er wordt ingegaan op de vraag hoe digitalisering deze factoren beïnvloedt en er worden voorstellen gepresenteerd voor onderzoek naar de wijze waarop duurzame prestaties in tijden van digitalisering gewaarborgd kunnen worden, zodat we de technologie-paradox kunnen reduceren en de potenties van technologie kunnen optimaliseren.


Sign in / Sign up

Export Citation Format

Share Document