De Nederlandse kinderopvang in wetenschappelijk perspectief

Author(s):  
Marleen Groeneveld ◽  
Lotte Henrichs ◽  
Lisanne Jilink ◽  
Paul Leseman ◽  
Pauline Slot ◽  
...  

De Nederlandse kinderopvang is een belangrijk opvoedmilieu voor vele kinderen in de voorschoolse periode en de schoolse periode. Recent wetenschappelijk onderzoek naar de Nederlandse en buitenlandse kinderopvang heeft ons meer geleerd over de pedagogische kwaliteit van de kinderopvang, de effecten van kinderopvang op de ontwikkeling van kinderen en de professionalisering van de sector. In dit boek vatten verschillende auteurs van de Universiteit van Amsterdam, Universiteit Leiden, Universiteit Utrecht en de Hogeschool van Amsterdam de laatste inzichten samen in dit groeiende onderzoeksterrein. Centrale thema’s zijn: hoe meten we pedagogische kwaliteit; wat is de kwaliteit van kinderopvang voor baby’s, peuters en kinderen in de basisschool; wat zijn de effecten van opvang op de sociaal-emotionele en cognitieve ontwikkeling; en hoe kunnen we de kwaliteit van de kinderopvang verbeteren? De Nederlandse kinderopvang staat centraal in deze publicatie, maar wordt gepositioneerd ten opzichte van de kinderopvang in het buitenland. De bundel laat zo zien waar de Nederlandse kinderopvang nu staat en ook waar nog hiaten zijn in onze kennis. Het boek is bestemd voor studenten aan pedagogisch-educatieve beroepsopleidingen, studenten pedagogiek en ontwikkelingspsychologie aan universiteiten en diverse professionals in de kinderopvang, brede scholen en integrale kindcentra. Daarnaast is het interessant voor geïnteresseerde ouders en beleidsmakers.

2020 ◽  
Vol 33 (3) ◽  
Author(s):  
Annet H. de Lange

Door lagere geboortecijfers, een hogere levensverwachting en een stijgende pensioenleeftijd is het thema succesvol ouder worden op het werk een belangrijk onderwerp geworden. In deze oratie-bewerking wordt het belang van het hanteren van een positief levenslooppsychologisch perspectief op het thema zelfmanagement en succesvol ouder worden op het werk benadrukt. Hierbij wordt aandacht besteed aan: (1) definities en theorievorming omtrent de begrippen zelfmanagement en succesvol ouder worden op het werk, (2) zelfmanagementhulpbronnen die ingezet kunnen worden door werkenden gedurende de beroepsloopbaan, en (3) mogelijke arbeids- en organisatiepsychologische interventies om zelfmanagement van werkenden positief te kunnen beïnvloeden. Tot slot (4) wordt een onderzoeksagenda gepresenteerd voor toekomstig (toegepast) wetenschappelijk onderzoek naar zelfmanagement en succesvol ouder worden op het werk.


2004 ◽  
Vol 78 (9) ◽  
pp. 398-403
Author(s):  
H. Van Ees ◽  
Theo Postma

De aanbevelingen van de code Tabaksblat zijn ontleend aan ‘best practices’. De vraag rijst waarop ‘best practices’ zijn gebaseerd en wat er mee wordt beoogd. In dit artikel zal worden betoogd dat de code mogelijk de legitimiteit van corporate governance instituties, in het bijzonder de Raad van Commissarissen (RvC), vergroot, maar niet noodzakelijkerwijs het effectief functioneren van deze instituties. De argumentatie hiervoor is dat de code Tabaksblat vooral richtlijnen over de RvC geeft en weinig over het daadwerkelijke gedrag van de raad zegt. De resultaten van wetenschappelijk onderzoek naar de relatie tussen kenmerken van de RvC en de prestatie van de onderneming laten geen eenduidige interpretatie toe. Daartoe is vooral meer onderzoek nodig naar de onderlinge relatie tussen dergelijke kenmerken enerzijds en de besluitvormingsprocessen en activiteiten van de Raad anderzijds. Gepleit wordt voor onderzoek dat zich richt op het openen van deze Black box. Dit wordt toegelicht aan de hand van de discussie inzake onafhankelijkheid van commissarissen. Onze conclusie is dat de formele behandeling van het begrip onafhankelijkheid in de code Tabaksblat waarschijnlijk niet het beoogde effect zal sorteren. Dit vanwege de te beperkte invulling van het begrip en de veronachtzaming van de meer procesmatige aspecten van het functioneren van de RvC. Een vervolgcode zou naar onze mening meer moeten inspelen op hoe commissarissen met elkaar en met de raad van bestuur omgaan. Onafhankelijkheid wordt dan meer benaderd in termen van mentale onafhankelijkheid, ‘dingen anders zien’, goed geïnformeerd willen zijn en het denken van bestuurders willen uitdagen. Dit vraagt betrokkenheid van commissarissen en leiderschap van de voorzitter van de RvC. Op deze punten kunnen opleidingen voor commissarissen ook een rol spelen.


2018 ◽  
Vol 92 (1/2) ◽  
pp. 21-25
Author(s):  
Ed Vosselman ◽  
Ivo De Loo

Onderzoek naar de performativiteit van accounting laat zien hoe becijferingen en calculaties in netwerken tot ontwikkeling komen en daar invloed kunnen uitoefenen. Als spelers in een netwerk kunnen zij in wisselwerking met andere spelers beoordelen, territorialiseren, kanaliseren en subjectiveren. Cijfers en calculaties hebben een Januskop: zij kijken zowel vooruit als achteruit en associëren zich, soms onvoorspelbaar, met verschillende belangen en emoties. Zij verwijzen naar iets of iemand, maar blijken eerder actief te zijn in de constructie van realiteit dan in de re-presentatie daarvan. Dit wordt ook wel de performativiteit van accounting genoemd. In dit artikel wordt die performativiteit geïllustreerd aan de hand van prestatiemeting in wetenschappelijk onderzoek.


Author(s):  
M. FINOULST ◽  
P. VANKRUNKELSVEN ◽  
E. VAN LEEUWEN ◽  
T. CHRISTIAENS

Het Laatste Nieuws, 27 april 2021: “Experten willen meer onderzoek naar afbouwen van antidepressiva” Er is meer wetenschappelijk onderzoek nodig naar het afbouwen van antidepressiva. Dat vindt een internationaal team onder leiding van UGent-onderzoekers. Hoewel er veel bekend is over het groeiende gebruik van antidepressiva, is dat niet het geval over veilige en effectieve methodes om ermee te stoppen.


2018 ◽  
Vol 92 (1/2) ◽  
pp. 53-59
Author(s):  
Marcel Pheijffer

Het wetenschappelijk onderzoek naar het kenobject accountancy kenmerkt zich in Nederland door een relatief uniforme aanpak qua te behandelen thematiek, theoretische inzichten, paradigma’s en methodologie. De auteur pleit voor een verbreding van de blik binnen de academische gemeenschap, waarbij wat meer van de gebaande paden wordt afgeweken. Hij verwijst daarbij naar de stroming ‘critical accounting’ en bespreekt welk type onderzoek en onderzoeksonderwerpen daarbinnen vallen. Binnen de Nederlandse context spreekt de auteur over ‘kritische accountancy’ en geeft een aantal suggesties voor onderzoek op dat gebied. Daarbij roept hij de Nederlandse hoogleraren op meer oog voor deze onderzoekstroming en de genoemde onderzoeksuggesties te hebben.


De farmacotherapeutische behandeling van ouderen met een persoonlijkheidsstoornis is zeer complex. Dit wordt enerzijds veroorzaakt door het interfereren van de persoonlijkheidsproblematiek in de behandeling en anderzijds door leeftijdsspecifieke factoren, zoals polyfarmacie en veranderingen in de farmacokinetiek- en dynamiek. In dit artikel wordt de complexiteit van farmacotherapie geïllustreerd aan de hand van een casus van een 67-jarige vrouw met een borderline persoonlijkheidsstoornis. Er is een uitgebreide behandelvoorgeschiedenis, welke weinig effectief is gebleken in het verminderen van een breed scala aan symptomen. De boodschap van dit artikel is het belang van uitvoering van persoonlijkheidsdiagnostiek en van instelling van farmacotherapie die op de persoonlijkheidsproblematiek is toegespitst. Ook het verminderen van polyfarmacie, vaak een gevolg van de uitgebreide voorgeschiedenis en somatische comorbiditeit, is cruciaal. Daarenboven is er geen wetenschappelijke onderbouwing voor farmacotherapie bij ouderen met persoonlijkheidsstoornissen waarop teruggevallen kan worden. Derhalve is er nood aan wetenschappelijk onderzoek naar dit onderwerp.


Sign in / Sign up

Export Citation Format

Share Document