Tijdschrift voor Gerontologie en Geriatrie
Latest Publications


TOTAL DOCUMENTS

769
(FIVE YEARS 59)

H-INDEX

11
(FIVE YEARS 0)

Published By Springer-Verlag

1875-6832, 0167-9228

Het gebruik van teleconsulten in de zorg (belconsulten en beeldbellen) won de laatste decennia aan populariteit en kende tijdens de COVID-19 pandemie een versnelde toename. Teleconsulten met geriatrische patiënten worden mogelijk bemoeilijkt door multiproblematiek, problemen met visus en gehoor, geheugen en technische vaardigheden. Hier is echter beperkt onderzoek naar gedaan. Het doel van dit onderzoek is om meer inzicht krijgen welke vormen van poliklinische trajecten of elementen van zorg via teleconsulten kunnen worden uitgevoerd en met welke factoren rekening dient te worden gehouden bij het selecteren van patiënten hiervoor. Om deze inzichten te verkrijgen, verstuurden we een enquête naar zorgverleners die werkzaam zijn op de polikliniek geriatrie in Nederland. Er vulden 67 zorgverleners de enquête in. Uit de resultaten van de enquête blijkt dat er relatief weinig ervaring is met beeldbellen met geriatrische patiënten. De ervaring die er is, is grotendeels positief. De deelnemers zijn van mening dat teleconsulten bij kwetsbare ouderen kunnen worden ingezet bij controle patiënten, het uitvoeren van (hetero)anamnese, medicatie review, het voeren van gesprek met meerdere contactpersonen of zorgverleners en voor het mededelen van uitslagen. We adviseren om samen met patiënt en mantelzorger op maat af te stemmen welke communicatievorm mogelijk, wenselijk en passend is bij elk individueel traject en consult.


In het verpleeghuis drinkt een deel van de bewoners alcohol. Regelmatig leidt dit tot vragen en discussies. Om inzicht te krijgen in hoe bewoners en zorgprofessionals aankijken tegen alcoholconsumptie in het verpleeghuis en met welke morele vragen zorgprofessionals te maken hebben, is explorerend kwalitatief onderzoek verricht. Het doel van dit artikel is om zorgprofessionals handvatten te bieden die hen kunnen ondersteunen bij het omgaan met morele kwesties rond alcoholconsumptie in de praktijk van het verpleeghuis. Met behulp van interviews en een focusgroep met bewoners en zorgprofessionals zijn ervaringen, waarden en morele dilemma’s geïnventariseerd. De geïnterviewde bewoners zijn van mening dat het aan bewoners zelf is om te beslissen of zij wel of niet alcohol consumeren. Zorgprofessionals hebben te maken met verschillende morele vraagstukken gerelateerd aan de waarden: Respect voor Autonomie, Kwaliteit van Leven, Authenticiteit en (collectieve) Veiligheid. Het waardenschema dat op basis hiervan is ontwikkeld, kan de zorgpraktijk bij de analyse van concrete morele vraagstukken ondersteunen om zorgvuldig af te wegen wat gepast beleid kan zijn.


Achtergrond Om de snel stijgende Nederlandse zorgkosten te beperken, zijn verzorgingshuizen vervangen door goedkopere thuiszorg (formele zorg) of mantelzorg (informele zorg). Het langer thuis wonen leidde tot een groeiende vraag naar formele en mantelzorg. Het doel van dit artikel is inzicht krijgen in: 1) de trends in geleverde formele en mantelzorg; 2) dekking van zorgbehoeften van thuiswonende ouderen, en 3) associaties tussen zorgbehoeften en kwaliteit van leven (KvL). Methoden Cross-sectionele basismetinggegevens werden gebruikt van ‘The Older Persons and Informal Caregivers Survey – Minimum DataSet’ bestaande uit 54 studies uitgevoerd in 2008-2014. 12.735 deelnemers werden geïncludeerd (leeftijd ≥65 jaar, thuiswonend en hulp nodig met wassen, aankleden, medicatie of huishouden). Percentages formele en/of mantelzorg werden beschreven en de associatie met KvL werd onderzocht met ordinale (zelf-gerapporteerde KvL) en lineaire (EQ-5D) regressiemodellen. Resultaten Het percentage formele zorg daalde van 75% naar 63% en het percentage mantelzorg steeg van 16% naar 28% van de geïncludeerde ouderen tussen 2009 en 2013 (p<0.001). Ongeveer één op de vier thuiswonende ouderen had één of meer onvervulde zorgbehoeften. Het niet ontvangen van formele zorg is geassocieerd met een hogere KvL (zelf-gerapporteerde KvL: OR=1,39, CI=[1,251-1,544]; EQ-5D: regressiecoëfficiënt=0,038 CI=[0,023-0,053]). Conclusie De verschuiving van formele naar mantelzorg samen met de lage dekking van zorgbehoeften onderstreept de noodzaak tot meer ondersteuning van thuiswonende ouderen in Nederland en hun mantelzorgers.


Keyword(s):  

Data delen biedt mogelijkheden om onderzoek naar ouderenzorg efficiënter te maken. Toch is dit in Nederland nog geen gangbare praktijk. Inzicht in factoren die implementatie van data delen in het ouderenzorgonderzoek bevorderen, is van belang om de potentie van data delen optimaal te benutten. In het TOPICS-MDS-project werd onderzoeksdata uit het Nationaal Programma Ouderenzorg (NPO) grootschalig verzameld, beheerd en hergebruikt. De ervaringen van betrokkenen in dit project kunnen ons meer leren over de behoeften die onderzoekers hebben bij het delen van hun data. Voor deze studie werden 23 mensen, die op verschillende manieren betrokken waren bij data delen in TOPICS-MDS, geïnterviewd over hun ervaringen in het proces van data delen. Thematische analyse leverde vier overkoepelende thema’s op die we hebben omgezet in de volgende lessen: diegenen die data delen willen bevorderen, moeten zorgen voor 1) zichtbaarheid van de meerwaarde van data delen, 2) vertrouwen in de database, 3) transparantie van het proces en 4) communicatie. Deze lessen vullen de resultaten uit eerder onderzoek aan met concrete adviezen. Het optimaliseren van data delen in ouderenonderzoek is veelbelovend én uitdagend. Het vraagt om toewijding en betrokkenheid van onderzoeker én onderzoeksparticipant, en waardering voor beiden.


Depressie is een wereldwijd gezondheidsprobleem. Echter zijn de mechanismen die kunnen lijden tot depressie nog onvoldoende duidelijk. Schade aan de kleine bloedvaten, de microcirculatie, en verhoogde bloedsuikerwaarde zouden een rol kunnen spelen bij depressie op latere leeftijd. Promotieonderzoek van psycholoog Anouk Geraets draagt bij aan een beter inzicht in deze biologische oorzaken van depressie.


Infectie is een gevreesde prothese-gerelateerde complicatie, met op oudere leeftijd enerzijds een hoger risico op het ontwikkelen hiervan maar anderzijds ook vaker een atypische presentatie. Wij bespreken in deze casus het uitgesteld diagnostisch proces van een uitgebreide invasieve Staphylococcus aureus infectie bij een fragiele patiënte met een totale heupprothese. De detectie van Staphylococcus aureus in een urinestaal was hierbij een bijkomende hint naar de mogelijke aanwezigheid van een Staphylococcus aureus bacteriëmie. Het verloop van de casus toont aan dat teleconsultatie en ambulante diagnostiek niet geschikt zijn voor (sub)acute invasieve wekedelen-, bot- en gewrichtsinfecties bij fragiele ouderen, ook niet in tijden van pandemie, lockdown en noodgedwongen uitgestelde zorg.


De groeiende groep thuiswonende ouderen in Nederland vraagt om een goede ondersteuning door inzet van de juiste diensten, zoals huishoudelijke hulp of dagbesteding. Het bepalen van belangrijke uitkomsten is daarin cruciaal en hiervoor zijn brede uitkomsten in termen van kwaliteit van leven (KvL) relevant, waarbij gekeken wordt naar de invloed van diensten op iemands mogelijkheden of capabilities. In dit artikel worden de ontwikkeling en inhoud van de Adult Social Care Outcomes Toolkit (Nederlandstalige versie, ASCOT-NL) en de Extended Quality of Life Tool (EQLT) beschreven en de toepassingsmogelijkheden in de evaluatie van zorg belicht. Beide instrumenten beogen effecten van zorg op KvL van thuiswonende ouderen te meten op meerdere relevante domeinen. De ASCOT-NL kent acht domeinen; de EQLT bevat deze acht domeinen en voegt daar zes domeinen aan toe, hetgeen resulteert in totaal veertien domeinen. De domeinen van de ASCOT-NL zijn gebaseerd op de doelen van sociale ondersteuning en zorg; de aanvullende domeinen van de EQLT zijn gebaseerd op empirisch onderzoek naar KvL vanuit het perspectief van thuiswonende ouderen en de manier waarop zorg kan bijdragen aan KvL.


Keyword(s):  

Dementie is voor veel mensen een schrikbeeld: ‘Als ik dement word, wil ik een spuitje.’ Maar verreweg de meeste mensen met dementie worden niet de-ment = zonder geest. Zij overlijden door een andere oorzaak voordat de dementie zijn verwoestende werk tot het ‘demente’ eindstadium heeft kunnen volbrengen. Naast patiënt, iemand die lijdt aan een ongeneeslijke ziekte, blijven mensen met dementie mensen zoals u en ik, met dit verschil: zij krijgen een heleboel problemen die wij niet hebben. Problemen met geheugen, taal, handelen en begrijpen. En waar het verstand wijkt, krijgt het gevoel alle ruimte. Sentio ergo sum: ik voel, dus ik besta. Mensen met dementie zijn vaak heel geestig en geestrijk en kunnen vaak net als een kind eerlijk, openhartig en ad rem reageren. Als zij de wereld met hun verstand niet meer kunnen begrijpen, gaan zij af op hun gevoel. Hoe tegen hen gepraat wordt, wat lichaamstaal hen laat zien. Zij prikken snel door een benadering die niet authentiek is.


Om te anticiperen op mogelijk toekomstig lijden als gevolg van dementie stellen mensen steeds vaker een schriftelijke euthanasieverklaring op. In de praktijk is euthanasie bij mensen met gevorderde dementie en een schriftelijke euthanasieverklaring uitzonderlijk. Casemanagers dementie zijn vaak al vanaf het begin van het ziekteproces nauw betrokken bij mensen met dementie. Het onderzoeksdoel is om meer inzicht te krijgen in hoe casemanagers omgaan met schriftelijke euthanasieverklaringen van mensen met dementie. Deze kwalitatieve studie bestond uit twee focusgroepen met in totaal tien casemanagers. Betrokkenheid van casemanagers bleek zich niet te beperken tot gesprekken over schriftelijke euthanasieverzoeken, maar zich te verbreden naar gesprekken over euthanasie en ‘toekomstige euthanasiewensen’. Een thematische analyse naar hoe casemanagers omgaan met toekomstige euthanasiewensen leverde vijf thema’s op: 1) Scenario’s in de praktijk; 2) Introductie van de schriftelijke euthanasieverklaring als gespreksonderwerp; 3) Begeleiding en ondersteuning van de cliënt en mantelzorger; 4) Samenwerking met andere zorgverleners; 5) Ervaren dilemma’s. Het verkregen inzicht in de rol die casemanagers dementie op zich nemen bij de begeleiding van mensen met dementie en een toekomstige euthanasiewens draagt bij aan een verdere optimalisatie van de multidisciplinaire samenwerking tussen de huisarts en casemanager dementie. Nader onderzoek naar de meerwaarde van deze samenwerking bij de vaak complexe vraagstukken rondom euthanasie bij dementie wordt aanbevolen.


Het toenemende aantal thuiswonende ouderen vraagt om een versterking van de eerstelijnszorg voor (kwetsbare) ouderen. In 2015 is daarom door het VU medisch centrum in Amsterdam de Universitaire Praktijk Ouderengeneeskunde (UPO) opgericht. Deze praktijk maakt de deskundigheid van de specialist ouderengeneeskunde (SO) beschikbaar in de eerstelijnszorg door een nauwe en laagdrempelige samenwerking tussen de SO en de huisartsenpraktijk. Het doel van dit onderzoek is een evaluatie van de UPO, om zo de waarde van deze zorginnovatie te kunnen bepalen en verbeterpunten te signaleren. Dit onderzoek bestaat uit een kwantitatief deel waarin de kenmerken van de 190 behandelde UPO-patiënten in kaart zijn gebracht. Daarnaast zijn de kosten van UPO-zorg en de verwachte, gebruikelijke zorg geschat. In het kwalitatieve deel zijn 22 interviews gedaan met de belangrijkste UPO-stakeholders. De resultaten van deze studie tonen dat 1) de UPO in een vraag van huisartsen lijkt te voorzien door ondersteuning bij de zorg voor kwetsbare ouderen met veelal cognitieve stoornissen, 2) deze zorg kosten lijkt te besparen en 3) deze zorg door de meeste betrokkenen wordt gewaardeerd. De huidige resultaten geven aanleiding deze zorginnovatie ook in andere regio’s toe te passen en grootschaliger te evalueren.


Sign in / Sign up

Export Citation Format

Share Document