Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken
Latest Publications


TOTAL DOCUMENTS

878
(FIVE YEARS 139)

H-INDEX

2
(FIVE YEARS 0)

Published By Boom Uitgevers Den Haag

0169-2216

2021 ◽  
Vol 37 (4) ◽  
Author(s):  
Ilona Wildeman ◽  
Ernest de Vroome ◽  
Mariska Klein Velderman

Samenvatting In 2019 verzuimde de helft van de Nederlandse werknemers één of meerdere dagen van het werk. Verschillende oorzaken liggen hier mogelijk aan ten grondslag. Een van de mogelijke oorzaken is het meemaken van iets ingrijpends in de thuissituatie, zoals een scheiding. Naast invloed op deze thuissituatie, heeft een dergelijke gebeurtenis ook invloed op andere domeinen in het leven, zoals het functioneren op de werkvloer. In dit crosssectionele onderzoek wordt onderzocht of scheiding (uit een huwelijk, samenwoonrelatie of geregistreerd partnerschap) een mogelijke oorzaak is van ziekteverzuim. We veronderstellen daarnaast dat er verschillen zijn tussen gescheiden en niet-gescheiden werknemers met betrekking tot ervaren gezondheid, gezondheidsklachten, burn-outklachten en werk-privébalans. Data van de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA) en van het CBS zijn hiertoe aan elkaar gekoppeld (N = 222.699). Resultaten laten een aantal verschillen zien tussen gescheiden en niet-gescheiden werknemers. Gescheiden werknemers hadden een 45% hoger verzuimpercentage. Ze ervaarden vaker psychosociale klachten in vergelijking met niet-gescheiden werknemers, en gaven daarnaast vaker dan niet-gescheiden werknemers aan hun werk te verwaarlozen vanwege familie- en gezinsverantwoordelijkheden, en vice versa. Negatieve uitkomsten in termen van ziekteverzuim bleken het grootst voor vrouwen en werknemers met een westerse achtergrond. De resultaten geven aanknopingspunten om gescheiden werknemers te ondersteunen, onder meer door gerichte interventies in te zetten.


2021 ◽  
Vol 37 (4) ◽  
Author(s):  
Marian Thunnissen
Keyword(s):  

Samenvatting Een Leven Lang Ontwikkelen (LLO) staat al verschillende decennia op de beleidsagenda, maar de daadwerkelijke implementatie van een LLO-beleid is onvoldoende succesvol. In diverse publicaties wordt gepleit voor een regionale aanpak, in wat de ILO een ‘regionaal LLO-ecosysteem’ noemt. In dit verkennende onderzoek is op basis van gesprekken met actoren in de Noord-Brabantse arbeidsmarktregio’s verkend welke actoren betrokken zijn bij het faciliteren van LLO in de regio en hoe de samenwerking verloopt. Het onderzoek wijst op de complexiteit van het LLO-thema op zowel nationaal als regionaal niveau, en de moeite die de actoren in de onderzochte arbeidsmarktregio’s hebben om in de samenwerking om te gaan met de complexiteit en dynamiek. Een veelheid van actoren speelt een rol, maar drie van de vier belangrijkste actoren – werkgevers, werknemers en onderwijs – zijn onvoldoende betrokken bij de besluitvorming over en realisatie van LLO in de regio, waardoor het oplossen van de knelpunten bij deze drie actoren wordt belemmerd.


2021 ◽  
Vol 37 (4) ◽  
Author(s):  
Jan Willem Nuis

2021 ◽  
Vol 37 (4) ◽  
Author(s):  
Sofie Cabus
Keyword(s):  

Samenvatting Volwasseneneducatie (een Leven Lang Ontwikkelen, LLO) wint aandacht in het politieke debat. Het maakt mensen onder andere weerbaarder voor schokken op de arbeidsmarkt. In rurale regio’s is er doorgaans minder deelname aan LLO. In de streek de Westhoek, en bij uitbreiding de Vlaamse provincie West-Vlaanderen, is er echter een relatief groter engagement van bedrijven om LLO te bekostigen dan in andere regio’s van het Vlaams Gewest. We maken een verkennende analyse van deze geobserveerde paradox aan de hand van registerdata over 125.614 bedrijven met een hoofdzetel in het Vlaams Gewest. Met deze data bestuderen we in totaal vier mogelijke hypothesen: (1) werknemers oefenen meer beroepen uit die geassocieerd worden met LLO; (2) er zijn relatief meer grote bedrijven in de Westhoek gevestigd, die meer LLO kunnen bekostigen; (3) het gemiddelde aantal werknemers in LLO ligt hoger in de Westhoek; en (4) LLO wordt door de bedrijven zelf georganiseerd om het gebrek aan formeel opleidingsaanbod te compenseren. Uit de verkennende analyse blijkt dat niet-formeel leren populair is onder middelgrote en kleine ondernemingen in de Westhoek, een fenomeen dat elders in Vlaanderen niet als zodanig wordt geobserveerd. Hieruit leren we dat bedrijven in rurale regio’s een belangrijke rol hebben in het aanbieden van opleidingsaanbod aan hun werknemers.


2021 ◽  
Vol 37 (4) ◽  
Author(s):  
Jaap de Koning ◽  
Arie-Jan van der Toorn

Samenvatting Nog steeds kiezen veel jongeren voor een mbo-opleiding met weinig arbeidsmarktperspectief. Loopbaanoriëntatie en -begeleiding (LOB) in het vmbo kan ertoe bijdragen dat meer jongeren in het mbo een richting kiezen die hen meer kans op duurzame arbeidsinpassing en een hoger inkomen biedt. Vooral techniek en zorg zijn kansrijke richtingen. Uit dit paper blijkt dat een geringe verschuiving in onderwijskeuzen ten gunste van techniek en zorg al voldoende baten oplevert om de kosten van LOB goed te maken. Dit is zelfs het geval als we een relatief korte horizon van 10 jaar hanteren. In internationaal onderzoek wordt overwegend gevonden dat LOB positieve effecten heeft op arbeidsmarktuitkomsten. Dit suggereert dat LOB daadwerkelijk kan leiden tot een betere aansluiting van opleidingskeuzen op de arbeidsmarkt. Voor de LOB in Nederland is onze aanbeveling allereerst dat deze meer aandacht aan het arbeidsperspectief van opleidingen zou moeten besteden. Juist voor jongeren die na een vmbo-mbo-traject de arbeidsmarkt opgaan en daarop relatief kwetsbaar zijn, is het van belang dat zij direct een baan kunnen vinden met een goed uitzicht op duurzame arbeidsinpassing. Een tweede aanbeveling is dat men in Nederland in navolging van het buitenland meer wetenschappelijk onderzoek gaat doen naar de arbeidsmarkteffecten van LOB.


2021 ◽  
Vol 37 (4) ◽  
Author(s):  
Cémile Cuypers ◽  
Hans De Witte
Keyword(s):  

Samenvatting Werkloosheid veroorzaakt zowel op maatschappelijk als op individueel vlak problemen. Door een stijging van het aantal werklozen in de jaren tachtig ontstond de vraag naar risicoprofielen. De werklozenpopulatie is immers een heterogene groep, die ingedeeld kan worden in typen. Op basis van deze typen kan er een geschikt beleid en geschikte begeleiding voorzien worden per type. Er zijn in het verleden verschillende classificaties van werkzoekenden ontstaan. Dit onderzoek omvat een replicatiestudie van de psychosociale typologie van bij kortdurig werkzoekenden. Meer concreet wordt nagegaan of de volgende vier typen kortdurig werklozen terug te vinden zijn in de huidige populatie Vlaamse kortdurig werklozen: (1) ‘optimisten’, (2) ‘wanhopigen’, (3) ‘ontmoedigden’, en (4) ‘teruggetrokkenen’. Uit dit onderzoek bij 1.137 Vlaamse werkzoekenden worden na een hiërarchische agglomeratieve clusteranalyse (methode van Ward) en one-way ANOVA-analyses dezelfde typen teruggevonden als in voorgaand onderzoek. Deze vier typen zijn inhoudelijk grotendeels in overeenstemming met vorig onderzoek. De achtergrondkenmerken van de werkzoekende hangen gedeeltelijk samen met de typologie. Uit dit onderzoek kan geconcludeerd worden dat de psychosociale typologie bij kortdurig werklozen herbevestigd wordt. Vervolgonderzoek bij een representatieve steekproef is echter aangewezen.


2021 ◽  
Vol 37 (4) ◽  
Author(s):  
John Michiels ◽  
Jeroen Nieuweboer ◽  
Noortje Pouwels-Urlings
Keyword(s):  

Samenvatting Zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) maken een steeds belangrijker deel uit van de werkzame beroepsbevolking en verschillen ten aanzien van hun financiële positie, werkzekerheid en werktevredenheid van werknemers. In deze bijdrage wordt aandacht besteed aan de inkomensontwikkeling in de beginfase van de zzp-loopbaan: slagen beginnende zzp’ers erin om met het werk als zelfstandige op termijn een voldoende inkomen te genereren? Om deze vraag te beantwoorden wordt gebruik gemaakt van databestanden van het Integrale Inkomens- en Vermogensonderzoek. Als criterium voor het behalen van voldoende inkomen wordt een bruto-variant van het minimumloon gekozen. Uit de analyses blijkt dat ongeveer één op de vijf startende zzp’ers vijf jaar na de start als zelfstandige een zelfstandigeninkomen verdient dat aan het inkomenscriterium voldoet. Dit aandeel verschilt naar type zelfstandige (hoofd/neveninkomen) en naar sector. Zzp-starters met het zelfstandigeninkomen als hoofdinkomen en zzp–starters in de bouwnijverheid verdienen vijf jaar na het eerste jaar als zelfstandige het vaakst een voldoende inkomen. Ook stoppen zij naar verhouding minder vaak met hun werk als zelfstandige.


Sign in / Sign up

Export Citation Format

Share Document