scholarly journals Neurologisch onderzoek bij paarden in de praktijk

2017 ◽  
Vol 86 (1) ◽  
pp. 47-55
Author(s):  
J. Rijckaert ◽  
L. Lefère ◽  
G. Van Loon
Keyword(s):  

Een grondig neurologisch onderzoek is aangewezen wanneer een paard tekenen vertoont van zenuwstoornissen maar ook in gevallen waarbij het belangrijk is te bevestigen dat een paard neurologisch normaal is. Het voornaamste doel van het neurologisch onderzoek is uitmaken of er neurologische afwijkingen zijn en in tweede instantie wordt getracht de primaire oorzaak en lokalisatie hiervan te achterhalen. Een gestandaardiseerde van-kop-tot-staartbenadering vermijdt dat er afwijkingen over het hoofd gezien worden. Daarom start het onderzoek steeds met het afnemen van een goede anamnese, observatie van het paard met aandacht voor het bewustzijn, gedrag, houding en stand en met een klinisch onderzoek. Vervolgens worden de kopzenuwen getest door middel van onder andere dreig-, pupil- en ooglidreflex. De hals, romp, ledematen en staart worden onderzocht om asymmetrieën of toegenomen of verminderde sensatie aan het licht te brengen. Daarna wordt het paard in beweging bekeken waarbij vooral de overgangen en het stappen in kleine cirkels en zigzaglijnen, gebreken in de coördinatie kunnen aantonen. Het onderscheid met orthopedische problemen is echter niet altijd eenvoudig te maken. Vooral paarden in laterale decubitus vormen een extra uitdaging voor de onderzoeker aangezien het neerliggen op zich reeds een afwijking in responsen kan veroorzaken. Bijkomend onderzoek is daarom vaak gewenst om een neurologisch probleem te bevestigen of om een letsel in beeld te brengen. Bloedonderzoek (algemeen, serologie, virusisolatie), lever- of spierbiopten, onderzoek van cerebrospinaal vocht en radiografieën kunnen in de praktijk uitgevoerd worden. In gespecialiseerde centra zijn elektrodiagnostische testen beschikbaar en uitgebreide beeldvormingsmogelijkheden (CT, MRI, scintigrafie). Door deze technieken te combineren met het klinisch neurologisch onderzoek kan een (differentiaal)diagnose (op)gesteld worden.

2009 ◽  
Vol 83 (3) ◽  
pp. 70-77
Author(s):  
P. J. Bevers

Uit diverse vergelijkingen tussen IFRS en Dutch GAAP blijkt dat IFRS een hogere mate van disclosure vereist dan Dutch GAAP. Door deze hogere mate van disclosure hebben beleggers meer gemeenschappelijke informatie beschikbaar waardoor er minder sprake is van informatieasymmetrie. Hierdoor lopen beleggers minder risico. Verwacht wordt dat dit zal leiden tot een lagere cost of equity capital. Tot op heden is er echter onvoldoende bewijs of aan de verwachte negatieve relatie tussen verplichte toepassing van IFRS en de cost of equity capital in de praktijk ook wordt voldaan.


Keyword(s):  

Algemeen abstract integraal symposium: Het omvangrijke probleem van eenzaamheid krijgt veel aandacht van beleidsmakers en professionals in de praktijk. Met deze aandacht groeit de behoefte aan wetenschappelijke kennis. Vaak gestelde vragen gaan over het concept eenzaamheid en de beleving daar van. Wat is het precies? Wat is de relatie met zingeving, en met depressie? Andere vragen gaan over prevalentie: bij welke ouderen komt eenzaamheid het meest voor? En uiteraard zijn er vragen naar oplossingsrichtingen. Kan er wat tegen eenzaamheid van ouderen gedaan worden, en zo ja, wat? Waar hebben ouderen behoefte aan? Wat zijn goede en effectieve interventies? Hoe doe je die? In dit symposium brengen we recente ontwikkelingen bij elkaar. De eerste presentatie presenteert gegevens uit LASA. De vraag is of het concept existentiële eenzaamheid verschilt van het gangbare begrip eenzaamheid. Naast emotionele en sociale eenzaamheid zijn er ervaringen van gebrek aan verbondenheid met de sociale wereld en het ontbreken van betekenisvol zijn. De tweede presentatie is gebaseerd op diepte-interviews. Eenzaamheid bij ouderen gaat vaak gepaard met levensvragen en vragen over zingeving. Ontmoeting en activering zijn geen passende oplossingen. Er is behoefte aan emotionele steun. Ook de derde presentatie is gebaseerd op diepte-interviews en toont de ontwikkeling van een gespreksinstrument gericht op eenzaamheid. Er zijn vijf categorieën aandachtspunten. Mensen hebben geen behoefte aan goedbedoelde en vaak te simpele adviezen. Zij vinden het fijn wanneer oprecht naar hen wordt geluisterd. Het symposium sluit af met discussie over te beantwoorden kennisvragen om ons begrip van eenzaamheid en mogelijke oplossingen verder te brengen.


1987 ◽  
Vol 3 (1) ◽  
pp. 9-10
Author(s):  
I. Pronk ◽  
S. Roozen ◽  
L. Smit
Keyword(s):  

Sinds het begin van de jaren '80 hebbenveel huishoudens te makengekregen met stijgende woonlasten incombinatie met een stagnerend ofzelfs dalend besteedbaar inkomen. Destijgende woonlastenquote1) die zoontstaat kan ingrijpende gevolgenhebben voor individuele huishoudens.Deze moeten handelend optreden omhet verzorgingsniveau dat ze gewendzijn te handhaven, of ze moetengenoegen nemen met een lager niveau.In dit artikel wordt ingegaan opde mogelijkheden van huishoudenshun verzorgingsniveau te handhavenen de in de praktijk meest voorkomendeoplossingen voor dit aspect van dewoonlasten problematiek.


2008 ◽  
Vol 67 (1) ◽  
pp. 7-46
Author(s):  
Bert Govaerts

In 1908 verwierf België de souvereiniteit over de voormalige Congo Vrijstaat, die particulier bezit van koning Leopold II was geweest. De nieuwe kolonie kreeg een soort grondwet, het Koloniale Charter. Artikel 3 daarvan bepaalde dat er in Belgisch-Congo taalvrijheid heerste, maar ook dat de Belgen er dezelfde taalrechten en -bescherming zouden genieten als in het moederland. Uiterlijk tegen 1913 moesten speciale decreten de taalregeling in rechtszaken en in de administratie vastleggen. Die afspraak werd niet gehonoreerd. De decreten kwamen er niet en de kolonie werd in de praktijk exclusief Franstalig. Een klein aantal Vlaamse koloniale ambtenaren verzette zich daar tegen en boekte ook beperkte successen, op plaatselijk niveau. Een doorbraak kwam er pas in de nadagen van de kolonie, toen een Vlaams magistraat, Jozef Grootaert, het recht opeiste om in het Nederlands te vonnissen. Pas na een lang en bitter gevecht, uitgevochten tot op regeringsniveau en mee gekleurd door allerlei persoonlijke motieven, werd uiteindelijk in 1956, meer dan veertig jaar later dan afgesproken, een decreet over het gebruik van de talen bij het koloniale gerecht goedgekeurd. Over een decreet i.v.m. bestuurzaken raakte men het niet meer eens voor de onafhankelijkheid van de kolonie in 1960. In het onafhankelijke Congo was er voor het Nederlands geen (officiële) plaats.________The Case of Judge Grootaert and the struggle for Dutch in the Belgian CongoIn 1908 Belgium acquired the sovereignty over the former Congo Free State, which had been the private property of king Leopold II. The new colony was granted a kind of constitution, the Colonial Charter. Article 3 of this charter provided not only that there would be freedom of language in the Belgian Congo, but also that the Belgians in that country would enjoy the same rights and protection of their language as they had in their motherland. The language regulation for court cases and the administration was to be laid down in special decrees by 1913 at the latest. That agreement was not honoured. The decrees failed to be drawn up and in practice the colony became exclusively French speaking. A small number of Flemish colonial officials resisted against this situation and in fact obtained some limited successes on a local level. A breakthrough finally occurred in the latter years of the colony, when a Flemish magistrate, Jozef Grootaert claimed the right to pronounce judgement in Dutch. Only after a long and bitter struggle that was fought out until the bitter end on a governmental level and that was also characterized by all kinds of personal motives, a decree about the use of languages at the colonial court was finally approved in 1956, more than forty years after it had been agreed. It proved to be no longer possible to reach agreement about a decree concerning administrative matters before the independence of the colony in 1960. In the independent Congo Republic no (official) role was reserved for Dutch.


2020 ◽  
Vol 64 (1) ◽  
pp. 46-49
Author(s):  
Chantal Emaus ◽  
Roelf Backus ◽  
Johan Frijns ◽  
Erik Fokke
Keyword(s):  

Huisarts Nu ◽  
2015 ◽  
Vol 44 (2) ◽  
pp. 54-57 ◽  
Author(s):  
I. Neyens ◽  
J. Vanderhaegen ◽  
C. Van Audenhove
Keyword(s):  

2009 ◽  
Vol 30 (11) ◽  
pp. 7-7
Author(s):  
Jan van Hoeve
Keyword(s):  

2004 ◽  
Vol 47 (4) ◽  
pp. 750-754
Author(s):  
Maartje Bosman ◽  
Anja Clement ◽  
Wilbert van Acker ◽  
Jacomine de Lange
Keyword(s):  

2007 ◽  
Vol 23 (2) ◽  
Author(s):  
Luuk Mallee ◽  
Jos Mevissen

De kern van deze bijdrage is gebaseerd op een onderzoek dat de auteurs in de periode van juni tot en met september van 2006 hebben uitgevoerd voor het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en waarover gerapporteerd is onder de titel: De re-integratiemarkt geijkt. Evaluatie introductie marktwerking bij re-integratie van niet-werkenden (Mallee et al., 2006). De opdracht was om, op basis van door verschillende onderzoeksbureaus uitgevoerde evaluaties, vast te stellen in hoeverre de re-integratiemarkt in de praktijk 'goed' werkt en te beoordelen in hoeverre bij de totstandkoming van deze markt is voldaan aan de spelregels die de overheid heeft geformuleerd voor het functioneren van de geprivatiseerde re-integratiemarkt.


Sign in / Sign up

Export Citation Format

Share Document