Call for papers

2007 ◽  
Vol 20 (1) ◽  
Author(s):  
Marloes van Engen ◽  
Astrid Homan ◽  
Maria Peeters

Diversiteit in organisaties is een thema dat zowel in de praktijk van organisaties als in het wetenschappelijk onderzoek momenteel een grote vlucht aan het nemen is. Dit is niet verwonderlijk. Enerzijds heeft dit alles te maken met een aantal demografische ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. Nederland en de meeste Westerse landen vergrijzen en verkleuren in rap tempo en dit roept vragen op over hoe de positie en/of de inzetbaarheid van bepaalde specifieke groepen werknemers – zoals ouderen en allochtonen – verbeterd kan worden. Anderzijds dragen ook ontwikkelingen binnen arbeidsorganisaties zelf bij aan de grote belangstelling voor diversiteit in organisaties. Organisaties werken vaker met teams die divers zijn samengesteld en trekken meer dan voorheen buitenlandse (kennis)werkers aan. Ook fusies en overnames zorgen voor een grotere complexiteit binnen een personeelsbestand. Er is grote belangstelling voor kennis en inzicht in (het omgaan met) verschillen tussen werknemers voor wat betreft kennis en vaardigheden, waarden en attitudes, persoonlijkheid, werkstijlen, et cetera.

2018 ◽  
Vol 92 (3/4) ◽  
pp. 125-135
Author(s):  
Jim Emanuels ◽  
Pieter Jansen ◽  
Petra Grabundzija

Er is sprake van een lastig overbrugbare kloof tussen wetenschappelijk onderzoek en toepassing hiervan in de praktijk. Via verschillende mechanismen kan wetenschappelijke kennis beroepsbeoefenaars, zoals accountants en controllers bereiken. In dit onderzoek is door middel van een exploratief vragenlijstonderzoek nagegaan in hoeverre de mechanismen die zijn geïdentificeerd vanuit de literatuur, ook van toepassing zijn op de wijze waarop Nederlandse beroepsbeoefenaars in de accountancy en controlling gebruik maken van wetenschappelijke kennis. De resultaten laten onder andere zien dat die mechanismen bij accountants anders werken dan bij controllers en vooral dan bij organisatieadviseurs, en dat accountants ook minder belang hechten aan de lessen vanuit de wetenschap.


2011 ◽  
Vol 24 (3) ◽  

Gedrag & Organisatie start een nieuwe reeks, waarvoor we auteurs uitnodigen een bijdrage te schrijven. Deze reeks gaat over mythes en hypes in de A&O psychologie.Volgens Van Dale is een mythe een gangbare, als onaantastbaar beschouwde, maar ongegronde opvatting. Binnen de A&O psychologie kan dit bijvoorbeeld gaan over een populaire (maar gefalsificeerde) theorie, een populair (maar invalide) meetinstrument of een populair (maar betekenisloos) concept. Een voorbeeld van een mythe zou de behoeftepiramide van Maslow (1943) kunnen zijn. De behoeftepiramide is nog altijd populair in cursussen en trainingen, terwijl er tot nu toe weinig bewijs is voor de centrale veronderstellingen van de theorie (zie Wahba & Bridwell, 1976). Een artikel binnen de reeks zou dus over de behoeftepiramide van Maslow kunnen gaan. Het zou ook kunnen gaan over populaire opvattingen, zoals ‘diversiteit is goed voor innovatie’, ‘ongestructureerde interviews zijn een goede manier om personeel te selecteren’ of ‘teambuilding verhoogt teamprestaties’. Ook populaire meetinstrumenten, zoals de Myers-Briggs Type Indicator (MBTI; Myers & McCaully, 1985) of de Belbin Team Role Inventory (1981) zouden onderwerp van een artikel kunnen zijn.Een hype wordt door Van Dale gedefinieerd als iets nieuws dat tijdelijk sterk de aandacht trekt, maar weinig voorstelt. Te denken is aan een term, theorie, benadering of manier van werken die opeens zeer populair wordt, maar waarvan die populariteit ongegrond lijkt te zijn (zie Abrahamson, 1996). Een mooi voorbeeld van een hype – in de zin van een plotselinge populariteit – is het begrip emotionele intelligentie. Het begrip werd in 1983 geïntroduceerd door Payne (al zijn lang voor die tijd al soortgelijke constructen gesuggereerd), en werd in 1996 opeens zeer populair na het verschijnen van het boek Emotional intelligence van Daniel Goleman. Op dat moment ontbrak een empirische validatie van het concept grotendeels. Inmiddels zijn echter een aantal meetinstrumenten ontwikkeld en is er veel onderzoek verricht naar de houdbaarheid van de theorie. Een bijdrage in de reeks zou dus bijvoorbeeld kunnen gaan over emotionele intelligentie. Andere voorbeelden zijn ‘Het Nieuwe Werken’, ‘Mindfulness’ of ‘Talent Management’.De termen mythe en hype hebben een negatieve lading, en we gebruiken deze woorden bewust om wetenschappers en practitioners te prikkelen. Daarmee willen we niet suggereren dat alle ideeën, theorieën, benaderingen of meetinstrumenten die populair zijn, ook onzin zijn. De conclusie van een artikel kan dan ook zijn dat iets een mythe of hype lijkt, maar dat het idee wel degelijk hout snijdt.In een nieuwe reeks van Gedrag & Organisatie nodigen we auteurs uit om een bijdrage te schrijven over een bepaalde theorie, benadering, overtuiging of meetschaal die populair is in de praktijk of in de wetenschap. In de bijdrage gaat de auteur in op het betreffende concept, de theorie erachter en de meetinstrumenten die worden gebruikt (indien van toepassing). De auteur bespreekt deze zaken kritisch op basis van de wetenschappelijke evidentie. Het gaat dus uitdrukkelijk niet (alleen) om de mening van een auteur, maar vooral over de houdbaarheid in het licht van wetenschappelijk onderzoek. Uiteindelijk resulteert dit in een conclusie over de wetenschappelijke houdbaarheid en bruikbaarheid in de praktijk van de A&O psychologie.De bijdragen mogen relatief kort zijn (ongeveer 1000 woorden), maar langere bijdragen zijn eveneens welkom. Iedere bijdrage ondergaat de normale review-procedure, waarbij experts hun oordeel geven over de geschiktheid van de bijdrage voor publicatie in GenO.De redactie bestaat uit Bernard Nijstad, Reinout de Vries en Annet de Lange. Bijdragen kunnen rechtstreeks worden gestuurd naar de redactie van de reeks: [email protected]


2020 ◽  
Vol 33 (1) ◽  
Author(s):  
Djurre Holtrop ◽  
Bart Wille ◽  
Reinout E. de Vries ◽  
Marise Ph. Born

In Nederland en Vlaanderen wordt veelvuldig gebruikgemaakt van interessevragenlijsten bij (studie)loopbaanvraagstukken. In tegenstelling tot de populariteit van deze vragenlijsten in de praktijk wordt er relatief weinig wetenschappelijk onderzoek gedaan naar beroepsinteresses in het Nederlandse taalgebied. In dit artikel wordt het Sferische model van beroepsinteresses  geïntroduceerd, evenals de Nederlandse vertaling van de Personal Globe Inventory(PGI; Tracey, 2002) als een meetinstrument voor dit model. Het Sferische model voegt Prestige-interesse als derde interessedimensie toe aan de traditionele tweedimensionale circumplex van beroepsinteresses. Verder deelt het Sferische model de traditionele circumplex op in acht in plaats van zes interessegebieden. Aan de hand van 12 steekproeven uit Nederland en Vlaanderen is de kwaliteit van de PGI-lang en PGI-kort onderzocht. De psychometrische kenmerken van de Nederlandse vertaling van de PGI-lang en PGI-kort bleken acceptabel tot uitstekend: de items van de vragenlijst laadden grotendeels op de bedoelde schalen, de schalen correleerden volgens een circumplexordening, en de betrouwbaarheden waren acceptabel. De grootste sekseverschillen werden gevonden op mensen-versus-dingen interesse en Prestige-interesse was iets sterker bij jongere deelnemers en hoogopgeleiden. Toekomstig onderzoek kan zich richten op het beter begrijpen van de inhoud van Prestige-interesse en de betekenis van deze dimensie voor (studie)loopbaanprocessen en -uitkomsten.


2016 ◽  
Vol 90 (6) ◽  
pp. 238-253
Author(s):  
Jan Droogsma ◽  
Oscar van Leeuwen

De kwaliteit van de interne controlemaatregelen op het vlak van informatietechnologie (IT) bij organisaties laat in de praktijk soms te wensen over. Dit uit zich zowel in operationele problemen als in diefstal van vertrouwelijke gegevens. De vraag is hoe dit kan worden verbeterd. Begin van deze eeuw is naar aanleiding van boekhoudschandalen de wet- en regelgeving inzake corporate governance aangescherpt. Voorbeelden van deze aangescherpte regelgeving zijn de Amerikaanse Sarbanes-Oxley-wetgeving en de Nederlandse Corporate Governance Code. Er is veel wetenschappelijk onderzoek gedaan naar de effectiviteit van de maatregelen uit deze wet- en regelgeving op de kwaliteit van de interne controle van organisaties als geheel. Dit effect is positief. Aangezien interne controlemaatregelen op het vlak van IT een subset vormen van interne controlemaatregelen als geheel zou kunnen worden verwacht dat het positieve effect van Corporate Governancemaatregelen op interne controle in het algemeen vergelijkbaar is met het effect van de Corporate Governancemaatregelen op de kwaliteit van de interne controlemaatregelen op het vlak van IT.


2014 ◽  
Vol 88 (9) ◽  
pp. 358-367
Author(s):  
Ivo De Loo ◽  
Alan Lowe

Hoewel management accounting vaak gezien wordt als een set rekenkundige technieken, kan het ook worden beschouwd als een reeks van activiteiten die in een bepaalde context in de praktijk worden gebracht, waarbij wat die activiteiten en praktijk precies behelzen kan verschillen van situatie tot situatie. De complexiteit van organisaties en mensen, wordt in een dergelijke visie op management accounting benadrukt. Dit heeft onder meer effect op wat als zinnig en gedegen wetenschappelijk onderzoek in en naar ‘de’ management accounting kan worden beschouwd. In dit artikel gaan we in op de rol van reflexiviteit hierbij. We onderscheiden twee vormen van reflexiviteit: epistemologische en methodologische reflexiviteit. We geven enkele handvatten hoe hier concreet handen en voeten aan kan worden gegeven, en illustreren deze handvatten aan de hand van een tweetal voorbeeldartikelen. Door het toepassen hiervan krijgen onderzoekers enig inzicht in hun eigen rol, en de rol van de (eventueel) door hen onderzochte personen, in het proces van onderzoek en de totstandkoming van de resultaten daarvan.


2014 ◽  
Vol 88 (3) ◽  
pp. 84-91
Author(s):  
Arco van de Ven

De oproep aan controllers om meer als business partner te opereren is niet nieuw. Waarom zijn controllers na al die jaren geen business partners? Uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek laten zien dat de normatieve oproep om business partner te worden geen rekening houdt met de complexiteit die de rol van controllers in de praktijk bepaalt. Het lijkt wenselijk om meer aandacht te besteden aan de factoren die de ontwikkeling tot business partner in de praktijk bemoeilijken en om de verschillende mogelijke invullingen en de grenzen van het optreden als business partner te onderzoeken.


2011 ◽  
Vol 85 (4) ◽  
pp. 217-224 ◽  
Author(s):  
Ed Vosselman

Accounting wordt zowel in de praktijk als in het wetenschappelijk onderzoek vaak in een instrumenteel perspectief geplaatst. Dit artikel beargumenteert tegen de achtergrond van financiële schandalen en financiële crises dat er reden is om meer nadruk te leggen op een relationeel perspectief. Accounting wordt dan niet gezien als een instrument, maar als een actor of een mediator. Het krijgt zelf vorm in het netwerk waarin het actief is en het helpt om andere processen en identiteiten in het netwerk vorm te geven.


2009 ◽  
Vol 83 (3) ◽  
pp. 62-63
Author(s):  
M. Wouters

Ik maak me een beetje zorgen, maar als relatieve buitenstaander heb ik gelukkig gemakkelijk praten. Ik duid hier accountancy, financial accounting, belastingrecht en andere financiële specialisaties die met verslaggeving te maken hebben gezamenlijk aan met accounting. Het valt me op dat in de accounting de afstand nogal groot is tussen de professionals die ‘in de praktijk’ werken en de onderzoekers die ‘op de universiteit’ werken. De onderzoekers slagen er de laatste jaren steeds beter in om erg goed, internationaal georiënteerd werk te doen, dat wordt gepubliceerd in wetenschappelijke toptijdschriften. Dat is een prestatie van formaat en grote winst in vergelijking met pakweg vijftien jaar geleden, toen het onderzoek in accounting internationaal achterbleef bij andere vakgebieden in de bedrijfseconomie in Nederland. Tegelijkertijd lijkt het alsof de waardering van dat wetenschappelijk onderzoek door professionals die in de praktijk werken niet is toegenomen. Ik heb geen harde gegevens om dit te onderbouwen, maar ik krijg uit terloopse opmerkingen soms de indruk dat met het geavanceerder worden van het onderzoek, menig professional de herkenbaarheid en bruikbaarheid van het wetenschappelijk onderzoek minder acht. En dan bedoel ik met ‘professional’ ook mensen die als deeltijd- hoogleraar aan RA- en RC-opleidingen van Nederlandse universiteiten verbonden zijn. Er lijkt over en weer soms weinig waardering te bestaan en men heeft elkaar zelfs weinig te vertellen. Dat is toch vreemd?


Keyword(s):  

Algemeen abstract integraal symposium: Het omvangrijke probleem van eenzaamheid krijgt veel aandacht van beleidsmakers en professionals in de praktijk. Met deze aandacht groeit de behoefte aan wetenschappelijke kennis. Vaak gestelde vragen gaan over het concept eenzaamheid en de beleving daar van. Wat is het precies? Wat is de relatie met zingeving, en met depressie? Andere vragen gaan over prevalentie: bij welke ouderen komt eenzaamheid het meest voor? En uiteraard zijn er vragen naar oplossingsrichtingen. Kan er wat tegen eenzaamheid van ouderen gedaan worden, en zo ja, wat? Waar hebben ouderen behoefte aan? Wat zijn goede en effectieve interventies? Hoe doe je die? In dit symposium brengen we recente ontwikkelingen bij elkaar. De eerste presentatie presenteert gegevens uit LASA. De vraag is of het concept existentiële eenzaamheid verschilt van het gangbare begrip eenzaamheid. Naast emotionele en sociale eenzaamheid zijn er ervaringen van gebrek aan verbondenheid met de sociale wereld en het ontbreken van betekenisvol zijn. De tweede presentatie is gebaseerd op diepte-interviews. Eenzaamheid bij ouderen gaat vaak gepaard met levensvragen en vragen over zingeving. Ontmoeting en activering zijn geen passende oplossingen. Er is behoefte aan emotionele steun. Ook de derde presentatie is gebaseerd op diepte-interviews en toont de ontwikkeling van een gespreksinstrument gericht op eenzaamheid. Er zijn vijf categorieën aandachtspunten. Mensen hebben geen behoefte aan goedbedoelde en vaak te simpele adviezen. Zij vinden het fijn wanneer oprecht naar hen wordt geluisterd. Het symposium sluit af met discussie over te beantwoorden kennisvragen om ons begrip van eenzaamheid en mogelijke oplossingen verder te brengen.


Sign in / Sign up

Export Citation Format

Share Document