kunnen zijn
Recently Published Documents


TOTAL DOCUMENTS

53
(FIVE YEARS 14)

H-INDEX

1
(FIVE YEARS 1)

2021 ◽  
Vol 136 (4) ◽  
pp. 27-57
Author(s):  
Violet Soen ◽  
Bram De Ridder

This contribution shifts the debate on ‘applied history’ from the archetypal question abouts terminology and definition (‘what’s in a name’) to its current context and potential (‘why it is here again, and why it is most probably here to stay’). Those advocating ‘applied history’ in the Netherlands and Flanders by and large agree on a shared endeavour to apply both historical skills and insights to contemporary societal debates. They thereby tend to promote long-term, comparative and out-of-the-box thinking to confront today’s (wicked) problems. In these endeavours they offer an alternative to writing commissioned histories and commercial joint ventures, as well as to the 'public history' initiatives co-created by heritage institutions, museums or media outlets. Changing constellations of ideas and incentives in education, science, and society have certainly helped to create an incubation period for the development of applied history. History curricula now allow students to experience their added value in the workplace, research programmes ask to reflect upon the impact and valorisation of historical research, and most of all, younger generations are eager to merge postmodern approaches with clear societal achievements and are trying to do so on safe ethical and methodological grounds. This contribution argues that applied and fundamental research in the field of history could be mutually beneficial, rather than antithetical or antipathetic, and that both approaches can reinforce each other in future. Deze bijdrage verschuift het debat over ‘toegepaste geschiedenis’ van de archetypische vragen over terminologie en definities (‘what’s in a name?’) naar zijn huidige context en potentieel (‘waarom is het opnieuw hier en waarom zal het hoogstwaarschijnlijk blijven?’). In Nederland en Vlaanderen zijn voorstanders van toegepaste geschiedenis het grotendeels eens over een gezamenlijk streven om zowel historische vaardigheden als inzichten toe te passen op maatschappelijke debatten. Daarbij hebben ze de neiging om langetermijn-, vergelijkend en ‘out-of-the-box’ denken te bevorderen bij de aanpak van hedendaagse complexe problemen. Zo bieden ze niet alleen een alternatief voor commerciële samenwerkingsverbanden of het schrijven van geschiedenisboeken in opdracht, maar ook voor publiekshistorische initiatieven die mede zijn opgezet door erfgoedinstellingen, musea of mediakanalen. Veranderende opvattingen in onderwijs, wetenschap en samenleving hebben bijgedragen aan deze ontwikkeling van toegepaste geschiedenis. Geschiedeniscurricula laten studenten tegenwoordig hun toegevoegde waarde direct op de werkplek ervaren via stages, terwijl onderzoeksprogramma’s vragen om na te denken over de impact en valorisatie van historisch onderzoek. Vooral jongere historici combineren al een postmoderne benadering met concrete maatschappelijke verwezenlijkingen en proberen dat te doen op een ethische en methodologisch verantwoorde manier. Deze bijdrage stelt dat toegepast en fundamenteel historisch onderzoek voor beide deelgebieden voordelig zou kunnen zijn, in plaats van antithetisch of antipathiek, en dat beide benaderingen elkaar in de toekomst kunnen versterken.ActualiteitsparagraafToegepaste geschiedenisWaarom historici steeds meer over ‘vandaag’ spreken Kun je iets uit het verleden leren? Het is een stokoude vraag die steeds meer historici in Nederland en België zich opnieuw stellen. Onder invloed van maatschappelijke vraagstukken zoals corona, klimaatverandering, diversiteit en (geo)politieke instabiliteit, maar ook door veranderende eisen van studenten en onderzoeksfinanciers, vinden historici het in toenemende mate belangrijk om na te denken over de ‘toegepaste waarde’ van historische kennis en expertise. In hun bijdrage voor BMGN 136:4 bespreken Violet Soen en Bram De Ridder hoe dergelijke ‘toegepaste geschiedenis’ aan een opmars bezig is en benadrukken ze het veelzijdige karakter daarvan. Ze beargumenteren dat toegepaste geschiedenis niet iets radicaal nieuw is maar eigenlijk al langer ingebed zit in de praktijk van veel historici. Tegelijk is het van groot belang om deze activiteiten een nieuwe methodologische en ethische basis te geven en om een constructieve dialoog te houden met historici die ‘vroeger’ vooral vroeger willen laten zijn. Kan je iets leren uit het verleden? Soen en De Ridder menen van wel, maar enkel als historici en hun maatschappelijke partners voldoende hard nadenken over het hoe en wat van toegepaste geschiedenis.


2021 ◽  
Vol 95 (11/12) ◽  
pp. 369-380
Author(s):  
Arjan Brouwer ◽  
Gijs de Graaff ◽  
Renick van Oosterbosch

In dit artikel doen we verslag van de informatieverschaffing over impairment testing onder NL GAAP. Het onderzoek is uitgevoerd onder grote ondernemingen met een relatief hoog bedrag aan immateriële vaste activa. De verwachting was dat de COVID-19-crisis en de resultaatontwikkeling bij een groot deel van de onderzochte ondernemingen aan te merken is als een aanwijzing dat activa aan een bijzondere waardevermindering onderhevig kunnen zijn. Echter, we treffen in veel gevallen geen of beperkte informatie aan over de uitgevoerde triggering events-analyse en de uitgevoerde impairment tests. Het lijkt er dan ook op dat niet veel ondernemingen de toelichting in de jaarrekening 2020 hebben aangepast naar aanleiding van de in 2020 ontstane situatie. De ondernemingen die de meest omvangrijke impairments hebben verantwoord in 2020 hebben wel een meer uitgebreide toelichting opgenomen over de uitgevoerde impairment tests, inclusief de gehanteerde veronderstellingen. Op basis van het onderzoek concluderen wij dat ondernemingen meer aandacht kunnen besteden aan de belangrijke schattingen die in een specifiek jaar relevant zijn voor het begrip van de in de jaarrekening opgenomen bedragen.


Pedagogiek ◽  
2021 ◽  
Vol 41 (3) ◽  
Author(s):  
Johannes Drerup

Samenvatting Dit artikel bespreekt enkele centrale problemen van een politiek en educatief gezonde manier om met verschillende vormen van extremisme in de context van discussies in het klaslokaal om te gaan. Het artikel geeft een overzicht van de doelen van een (dialogische) conceptie van democratische opvoeding en bespreekt de notie van extremisme zoals die in onderzoek naar extremisme wordt bediscussieerd. Gebaseerd op dit theoretische en normatieve raamwerk wordt de meer praktische vraag geanalyseerd hoe leraren moeten reageren op extremisme in de klas en er worden algemene richtlijnen en strategieën voorgesteld die richtinggevend kunnen zijn. Tenslotte wordt een bezwaar besproken dat veelvuldig naar voren wordt gebracht in het debat over extremisme en de preventie ervan in educatieve contexten. Volgens dit bewaar zijn leraren geneigd een type tweede-orde intolerantie te reproduceren in de vorm van problematische discursieve constructies die zijn gebaseerd op stereotypen en gevestigde socio-politieke hierarchieën als reactie op wat zij waarnemen als extremisme in de klas.


2021 ◽  
Vol 34 (3) ◽  
Author(s):  
Hans De Witte ◽  
Lara Roll ◽  
Anahí Van Hootegem

Samenvatting In deze bijdrage wordt geëxploreerd in hoeverre de coronacrisis van invloed is op onzekerheid over het voortbestaan van de arbeidsplaats, hier geoperationaliseerd als beroepsonzekerheid. Tevens wordt de samenhang onderzocht tussen beroepsonzekerheid en twee maatschappelijke attitudes: politieke machteloosheid en geloof in een coronasamenzwering. Vanuit de literatuur over samenzweringen wordt tot slot afgeleid dat beroepsonzekerheid met het geloof in een coronasamenzwering samenhangt, omdat dergelijk samenzweringsdenken een poging is om betekenis te geven aan een crisissituatie, zoals de coronapandemie. Deze hypothese wordt getoetst door na te gaan in hoeverre politieke machteloosheid de samenhang tussen beroepsonzekerheid en het geloof in een coronasamenzwering medieert. In december 2020 werden via een online survey data verzameld bij 1324 respondenten in Vlaanderen (België). Alle hypothesen werden daarbij bevestigd. De resultaten suggereren dat de coronacrisis niet enkel van invloed was op onze gezondheid en ons gezondheidszorgsysteem, maar dat ook werkgerelateerde, politieke en maatschappelijke attitudes erdoor ‘geïnfecteerd’ kunnen zijn.


Author(s):  
Sebastiaan Remmers ◽  
◽  
Renée Hogenhout ◽  
Monique J. Roobol

SamenvattingProstaatkankerscreening middels PSA bij mannen > 70–74 jaar wordt afgeraden vanwege overdiagnostiek. In deze studie proberen we te achterhalen of er een subgroep te identificeren is – levensverwachting en kwaliteit van leven in ogenschouw genomen – waarbij screening nog wel zinvol zou kunnen zijn. Geïncludeerd werden mannen van 70–74 jaar die waren ingeloot in de interventiearm van de ERSPC Rotterdam en niet waren gediagnosticeerd met prostaatcarcinoom ten tijde van de screening. In dit artikel worden de incidentie en de mortaliteitsdata beschreven. Uiteindelijk werden 3.040 mannen geïncludeerd. Gedurende een periode van 24 jaar ontwikkelden 202 mannen prostaatkanker (7 %), van wie er 52 (26 %) metastasen kregen en 26 % overleed aan de ziekte. De PSA-waarde ten tijde van screening was voorspellend voor prostaatkankersterfte. De conclusie luidde dat mannen > 74 jaar niet per definitie moeten worden uitgesloten van prostaatkankerscreening, gezien de kans op metastasen en sterftecijfers. Beoordeling van vitaliteit en counseling over nadelen van screening vormen, samen met PSA-bepaling en verdere risicostratificatie, de sleutel tot zinvolle screening.


2020 ◽  
Vol 18 (4) ◽  
pp. 4
Author(s):  
Desirée Jenniskens
Keyword(s):  

Inzicht in hoe vaak, wanneer en onder welke omstandigheden een aanval plaatsvindt, kan voor mensen met epilepsie en hun hulpverleners belangrijk zijn. Er zijn mensen die het liefst hun aanvallen in een papieren aanvalsdagboek of -kalender noteren, maar er is ook vraag naar een digitale mogelijkheid. Een app kan bovendien nog meer mogelijkheden hebben die mensen met epilepsie behulpzaam kunnen zijn. Wat heeft de epilepsie-app de gebruiker te bieden?


2020 ◽  
Vol 94 (9/10) ◽  
pp. 343-353 ◽  
Author(s):  
Coen A. Arnold
Keyword(s):  

In deze bijdrage worden enkele recente ontwikkelingen in de praktijk van pensioenregelingen en de verslaggeving daarvan volgens IFRS beschreven. Zo wordt bezien in hoeverre recent voorgestelde benaderingen nadere inzichten verschaffen inzake de toepassing van, op basis van IAS 19, in de Nederlandse praktijk ontwikkelde ‘hybride’ pensioenregelingen, dan wel in hoeverre deze benaderingen een oplossing kunnen zijn voor knelpunten die bij de toepassing van de huidige IAS 19 in de Nederlandse pensioensituatie worden ervaren.


2020 ◽  
Vol 10 (S2) ◽  
pp. 18-19
Author(s):  
Aniek Maessen ◽  
Pauline M.L. Hennus

Samenvatting De eerste dag van het virtuele EAU20-congres werd afgesloten met een themasessie: ‘Men’s Health 2020’. Het eerste centrale onderwerp van het eerste deel van de sessie was ‘De Uroloog’ als bewaker van de mannelijke gezondheid. Bewaker omdat bijvoorbeeld lower urinary tract symptoms (LUTS) en erectiele disfunctie (ED) een eerste aanwijzing kunnen zijn voor een systemische ziekte die een rol speelt in de toename van morbiditeit en mortaliteit van mannen. Drs. Aniek Maessen aios urologie Dr. Pauline M. L. Hennus uroloog


2020 ◽  
Vol 10 (6-7) ◽  
pp. 147-154 ◽  
Author(s):  
Bastiaan M. Privé ◽  
Willemijn A. M. van Gemert ◽  
James Nagarajah ◽  
Niven Mehra ◽  
Winald R. Gerritsen ◽  
...  
Keyword(s):  

Samenvatting Prostaatspecifiek membraanantigeen (PSMA) radioligandtherapie is een veelbelovende experimentele behandeling voor gemetastaseerd prostaatcarcinoom. In de nog lopende fase III-studie wordt lutetium-177 (177Lu)-PSMA, een bètastraler, gebruikt. Er wordt momenteel echter ook op beperkte schaal geëxperimenteerd met alfastralers die zijn gekoppeld aan PSMA-liganden, met name actinium-225 (225Ac)-PSMA. In vergelijking met bètastralers leiden alfastralers tot moeizamer herstellende DNA-schade, waarmee ze mogelijk effectiever zijn en een betere immunologische respons geven. Daarnaast hebben alfastralers een veel geringer doordringend vermogen, wat een voordeel zou kunnen zijn bij patiënten met diffuse beenmergmetastasering en bij patiënten met micrometastasen. De bijwerkingen op de speekselklieren zijn echter waarschijnlijk wel ernstiger. Net als bij bèta-PSMA-therapie is alfa-PSMA-therapie vooralsnog experimenteel. Het effect van alfastralers is enkel onderzocht in retrospectieve series – er zijn nog geen prospectieve of vergelijkende studies verricht – waardoor de resultaten voorzichtig moeten worden geïnterpreteerd. De wereldwijde productie van 225Ac en andere alfastralers zou bovendien fors moeten worden opgeschaald om klinische studies en grootschalig gebruik mogelijk te maken. In deze review geven we een overzicht van de eerste klinische data omtrent alfa-PSMA-therapie.


Sign in / Sign up

Export Citation Format

Share Document