Alcohol in verpleeghuizen

In het verpleeghuis drinkt een deel van de bewoners alcohol. Regelmatig leidt dit tot vragen en discussies. Om inzicht te krijgen in hoe bewoners en zorgprofessionals aankijken tegen alcoholconsumptie in het verpleeghuis en met welke morele vragen zorgprofessionals te maken hebben, is explorerend kwalitatief onderzoek verricht. Het doel van dit artikel is om zorgprofessionals handvatten te bieden die hen kunnen ondersteunen bij het omgaan met morele kwesties rond alcoholconsumptie in de praktijk van het verpleeghuis. Met behulp van interviews en een focusgroep met bewoners en zorgprofessionals zijn ervaringen, waarden en morele dilemma’s geïnventariseerd. De geïnterviewde bewoners zijn van mening dat het aan bewoners zelf is om te beslissen of zij wel of niet alcohol consumeren. Zorgprofessionals hebben te maken met verschillende morele vraagstukken gerelateerd aan de waarden: Respect voor Autonomie, Kwaliteit van Leven, Authenticiteit en (collectieve) Veiligheid. Het waardenschema dat op basis hiervan is ontwikkeld, kan de zorgpraktijk bij de analyse van concrete morele vraagstukken ondersteunen om zorgvuldig af te wegen wat gepast beleid kan zijn.

2020 ◽  
Vol 36 (2) ◽  
Author(s):  
Hanne Vandermeerschen ◽  
Lieselot Vanduynslager

Arbeidsuitbuiting blijft vaak onder de radar, maar in de praktijk komt het ook in België relatief vaak voor. Migranten vormen hierbij de risicogroep bij uitstek, in het bijzonder – maar niet uitsluitend – personen zonder wettig verblijf. In een kwalitatief onderzoek naar ernstige arbeidsuitbuiting voerden we in 2017 twintig individuele semigestructureerde interviews en twee focusgroepen met buitenlandse werknemers met recente ervaringen van ernstige arbeidsuitbuiting. Doel van het onderzoek was om inzicht te verwerven in de concrete situaties en vormen van arbeidsuitbuiting bij migranten in België, de risicofactoren, de toegankelijkheid van hulp, en preventiemogelijkheden. In deze bijdrage ligt de focus op de risicofactoren voor arbeidsuitbuiting. Economische noodzaak en kwetsbaarheid gelinkt aan verblijfsstatuut (of gebrek eraan), en de hieruit resulterende afhankelijkheid van de werkgever, bleken belangrijke factoren die buitenlandse werknemers kunnen vasthouden in een web van arbeidsuitbuiting, met weinig opties om te weigeren of op te stappen. Dit onderzoek kadert in een bredere studie in opdracht en onder leiding van het European Agency for Fundamental Rights (FRA), met als projectnaam 'Severe forms of labour exploitation – workers' perspec­tives'. Hierbij was België een van de acht deelnemende landen.


De uitbraak van COVID-19 en haar impact op ouderen en andere kwetsbare mensen onderstreept het belang van advance care planning (ACP), ofwel proactieve zorgplanning. ACP is een dynamisch communicatieproces tussen zorgvragers, hun naasten en zorgverleners, waarin wensen en doelen voor toekomstige zorg worden besproken en vastgelegd. In de praktijk is ACP vaak nog niet optimaal. Hierdoor moeten belangrijke behandelbeslissingen soms acuut worden genomen, op kritische momenten. Verschillende factoren dragen bij aan de suboptimale toepassing van ACP. Eén daarvan is onduidelijkheid over rollen en verantwoordelijkheden van verschillende disciplines in het ACP-proces. Het idee dat het voeren van ACP-gesprekken primair behoort tot het takenpakket van de arts, is een misvatting. Vaardigheden die kunnen bijdragen aan een holistisch en persoonsgericht ACP-proces zijn onderbelicht in basiscurricula voor de opleidingen tot verzorgende en verpleegkundige en daardoor mogelijk nog ontoereikend en onbenut. Verzorgenden en verpleegkundigen kunnen bijvoorbeeld in gesprek gaan met zorgvragers over thema’s zoals zingeving, kwaliteit van leven en verlieservaringen als onderdeel van ACP. Ook kunnen zij wensen van zorgvragers onder de aandacht brengen bij andere zorgverleners, onder wie de arts. Erkenning van deze belangrijke rol, door de arts maar ook door verzorgenden en verpleegkundigen zelf, is nodig om van ACP een echt interprofessioneel proces te maken.


KWALON ◽  
2019 ◽  
Vol 24 (3) ◽  
Author(s):  
Hanneke van der Meide

In kwalitatief onderzoek speelt de onderzoeker een centrale rol binnen het onderzoek. Immers, de onderzoeker is tegelijkertijd het waarnemings- én het analyse-instrument. Dat is een groot verschil met kwantitatief onderzoek, waar de rol van de onderzoeker zo veel mogelijk geminimaliseerd wordt. Toch blijkt het in de praktijk vaak lastig te zijn om goed onder woorden te brengen wat iemands rol daadwerkelijk is geweest. Het gaat hier om reflexiviteit – het onderkennen en beschrijven van de invloed van de onderzoeker op het onderzoek. Ook is mijn ervaring dat er in internationale wetenschappelijke publicaties niet altijd ruimte is om hier diep op in te gaan. Veel tijdschriften hanteren een woordenlimiet en het is vaak al een uitdaging om daar met kwalitatief onderzoek binnen te blijven. Ook zijn reviewers doorgaans meer geïnteresseerd in de resultaten van een onderzoek en de relevantie van deze resultaten voor de praktijk.


Keyword(s):  

Algemeen abstract integraal symposium: Het omvangrijke probleem van eenzaamheid krijgt veel aandacht van beleidsmakers en professionals in de praktijk. Met deze aandacht groeit de behoefte aan wetenschappelijke kennis. Vaak gestelde vragen gaan over het concept eenzaamheid en de beleving daar van. Wat is het precies? Wat is de relatie met zingeving, en met depressie? Andere vragen gaan over prevalentie: bij welke ouderen komt eenzaamheid het meest voor? En uiteraard zijn er vragen naar oplossingsrichtingen. Kan er wat tegen eenzaamheid van ouderen gedaan worden, en zo ja, wat? Waar hebben ouderen behoefte aan? Wat zijn goede en effectieve interventies? Hoe doe je die? In dit symposium brengen we recente ontwikkelingen bij elkaar. De eerste presentatie presenteert gegevens uit LASA. De vraag is of het concept existentiële eenzaamheid verschilt van het gangbare begrip eenzaamheid. Naast emotionele en sociale eenzaamheid zijn er ervaringen van gebrek aan verbondenheid met de sociale wereld en het ontbreken van betekenisvol zijn. De tweede presentatie is gebaseerd op diepte-interviews. Eenzaamheid bij ouderen gaat vaak gepaard met levensvragen en vragen over zingeving. Ontmoeting en activering zijn geen passende oplossingen. Er is behoefte aan emotionele steun. Ook de derde presentatie is gebaseerd op diepte-interviews en toont de ontwikkeling van een gespreksinstrument gericht op eenzaamheid. Er zijn vijf categorieën aandachtspunten. Mensen hebben geen behoefte aan goedbedoelde en vaak te simpele adviezen. Zij vinden het fijn wanneer oprecht naar hen wordt geluisterd. Het symposium sluit af met discussie over te beantwoorden kennisvragen om ons begrip van eenzaamheid en mogelijke oplossingen verder te brengen.


1987 ◽  
Vol 3 (1) ◽  
pp. 9-10
Author(s):  
I. Pronk ◽  
S. Roozen ◽  
L. Smit
Keyword(s):  

Sinds het begin van de jaren '80 hebbenveel huishoudens te makengekregen met stijgende woonlasten incombinatie met een stagnerend ofzelfs dalend besteedbaar inkomen. Destijgende woonlastenquote1) die zoontstaat kan ingrijpende gevolgenhebben voor individuele huishoudens.Deze moeten handelend optreden omhet verzorgingsniveau dat ze gewendzijn te handhaven, of ze moetengenoegen nemen met een lager niveau.In dit artikel wordt ingegaan opde mogelijkheden van huishoudenshun verzorgingsniveau te handhavenen de in de praktijk meest voorkomendeoplossingen voor dit aspect van dewoonlasten problematiek.


2008 ◽  
Vol 67 (1) ◽  
pp. 7-46
Author(s):  
Bert Govaerts

In 1908 verwierf België de souvereiniteit over de voormalige Congo Vrijstaat, die particulier bezit van koning Leopold II was geweest. De nieuwe kolonie kreeg een soort grondwet, het Koloniale Charter. Artikel 3 daarvan bepaalde dat er in Belgisch-Congo taalvrijheid heerste, maar ook dat de Belgen er dezelfde taalrechten en -bescherming zouden genieten als in het moederland. Uiterlijk tegen 1913 moesten speciale decreten de taalregeling in rechtszaken en in de administratie vastleggen. Die afspraak werd niet gehonoreerd. De decreten kwamen er niet en de kolonie werd in de praktijk exclusief Franstalig. Een klein aantal Vlaamse koloniale ambtenaren verzette zich daar tegen en boekte ook beperkte successen, op plaatselijk niveau. Een doorbraak kwam er pas in de nadagen van de kolonie, toen een Vlaams magistraat, Jozef Grootaert, het recht opeiste om in het Nederlands te vonnissen. Pas na een lang en bitter gevecht, uitgevochten tot op regeringsniveau en mee gekleurd door allerlei persoonlijke motieven, werd uiteindelijk in 1956, meer dan veertig jaar later dan afgesproken, een decreet over het gebruik van de talen bij het koloniale gerecht goedgekeurd. Over een decreet i.v.m. bestuurzaken raakte men het niet meer eens voor de onafhankelijkheid van de kolonie in 1960. In het onafhankelijke Congo was er voor het Nederlands geen (officiële) plaats.________The Case of Judge Grootaert and the struggle for Dutch in the Belgian CongoIn 1908 Belgium acquired the sovereignty over the former Congo Free State, which had been the private property of king Leopold II. The new colony was granted a kind of constitution, the Colonial Charter. Article 3 of this charter provided not only that there would be freedom of language in the Belgian Congo, but also that the Belgians in that country would enjoy the same rights and protection of their language as they had in their motherland. The language regulation for court cases and the administration was to be laid down in special decrees by 1913 at the latest. That agreement was not honoured. The decrees failed to be drawn up and in practice the colony became exclusively French speaking. A small number of Flemish colonial officials resisted against this situation and in fact obtained some limited successes on a local level. A breakthrough finally occurred in the latter years of the colony, when a Flemish magistrate, Jozef Grootaert claimed the right to pronounce judgement in Dutch. Only after a long and bitter struggle that was fought out until the bitter end on a governmental level and that was also characterized by all kinds of personal motives, a decree about the use of languages at the colonial court was finally approved in 1956, more than forty years after it had been agreed. It proved to be no longer possible to reach agreement about a decree concerning administrative matters before the independence of the colony in 1960. In the independent Congo Republic no (official) role was reserved for Dutch.


Author(s):  
Sebastiaan Remmers ◽  
◽  
Renée Hogenhout ◽  
Monique J. Roobol

SamenvattingProstaatkankerscreening middels PSA bij mannen > 70–74 jaar wordt afgeraden vanwege overdiagnostiek. In deze studie proberen we te achterhalen of er een subgroep te identificeren is – levensverwachting en kwaliteit van leven in ogenschouw genomen – waarbij screening nog wel zinvol zou kunnen zijn. Geïncludeerd werden mannen van 70–74 jaar die waren ingeloot in de interventiearm van de ERSPC Rotterdam en niet waren gediagnosticeerd met prostaatcarcinoom ten tijde van de screening. In dit artikel worden de incidentie en de mortaliteitsdata beschreven. Uiteindelijk werden 3.040 mannen geïncludeerd. Gedurende een periode van 24 jaar ontwikkelden 202 mannen prostaatkanker (7 %), van wie er 52 (26 %) metastasen kregen en 26 % overleed aan de ziekte. De PSA-waarde ten tijde van screening was voorspellend voor prostaatkankersterfte. De conclusie luidde dat mannen > 74 jaar niet per definitie moeten worden uitgesloten van prostaatkankerscreening, gezien de kans op metastasen en sterftecijfers. Beoordeling van vitaliteit en counseling over nadelen van screening vormen, samen met PSA-bepaling en verdere risicostratificatie, de sleutel tot zinvolle screening.


2020 ◽  
Vol 64 (1) ◽  
pp. 46-49
Author(s):  
Chantal Emaus ◽  
Roelf Backus ◽  
Johan Frijns ◽  
Erik Fokke
Keyword(s):  

Huisarts Nu ◽  
2015 ◽  
Vol 44 (2) ◽  
pp. 54-57 ◽  
Author(s):  
I. Neyens ◽  
J. Vanderhaegen ◽  
C. Van Audenhove
Keyword(s):  

2009 ◽  
Vol 30 (11) ◽  
pp. 7-7
Author(s):  
Jan van Hoeve
Keyword(s):  

Sign in / Sign up

Export Citation Format

Share Document