scholarly journals Bestuurlijke informatieverzorging geen wetenschap?

2010 ◽  
Vol 84 (7/8) ◽  
pp. 405-409
Author(s):  
Fred De Koning

84e jaargang JUli / augustus 405 Fred de Koning Bestuurlijke informatieverzorging geen wetenschap? Lezers reageren Ko Achterberg stelt in het aprilnummer van het MAB (2010) de terechte vraag aan de orde of het vak bestuurlijke informatieverzorging (BIV) zich in voldoende mate kwalificeert als wetenschappelijke discipline. Deze vraag is volgens hem belangrijk, omdat erkenning als wetenschap middelen voor onderzoek kan genereren en daarmee de kwaliteit van toepassingen van BIV in de praktijk kan verbeteren. Ik ben het met hem eens dat er meer onderzoek op het terrein van BIV moet worden gedaan. BIV is een relevant vak voor accountants, maar ook voor controllers en anderen die verantwoordelijk zijn voor de beheersing van bedrijfsprocessen en de informatie die daarvoor benodigd is. Dat rechtvaardigt meer onderzoek. De vraag of een bepaald vak als wetenschap of onderdeel van een wetenschap kan worden betiteld, is mijns inziens echter een arbitraire zaak en hangt sterk af van de criteria die daarvoor worden gehanteerd. Achterberg hanteert de criteria van Kuhn, die mijns inziens geen recht doen aan de specifieke kenmerken van BIV.

2020 ◽  
Vol 33 (3) ◽  
Author(s):  
Maria C. W. Peeters

Organisaties implementeren technologische innovaties doorgaans met als doel de efficiëntie van aangeboden diensten en werkprocessen te verbeteren en optimaliseren. Toch blijkt dat een technologische transitie lang niet altijd tot het beoogde resultaat leidt en zelfs kan resulteren in slechtere prestaties en een verminderd welzijn van werknemers. Dit wordt ook wel de technologie-paradox genoemd. In deze uitgebreide bewerking van mijn oratie staat de vraag centraal hoe werknemers duurzaam kunnen blijven presteren onder de snel veranderende omstandigheden op het gebied van digitalisering. Er worden vier factoren besproken die van belang zijn voor duurzame werkprestaties, juist óók in tijden van verdergaande digitalisering: (1) een goed ontwerp van de functie; (2) een gezonde balans tussen werk en privé; (3) aandacht voor diversiteit van het personeel; (4) mogelijkheden voor 'job crafting', d.w.z. het sleutelen aan de eigen functie zodat deze zo goed mogelijk aansluit bij de capaciteiten en interesses van de werknemer. Er wordt ingegaan op de vraag hoe digitalisering deze factoren beïnvloedt en er worden voorstellen gepresenteerd voor onderzoek naar de wijze waarop duurzame prestaties in tijden van digitalisering gewaarborgd kunnen worden, zodat we de technologie-paradox kunnen reduceren en de potenties van technologie kunnen optimaliseren.


2017 ◽  
Vol 30 (3) ◽  
Author(s):  
Katrien Steenssens ◽  
Tine Van Regenmortel ◽  
René Schalk
Keyword(s):  

Dit artikel gaat in op de vraag aan welke theoretische vereisten moet worden voldaan bij de ontwikkeling van instrumenten voor het evalueren van empowerment. Een gerichte literatuurstudie en een kritische reflectie op bestaande meet- en evaluatie-instrumenten resulteerden in het formuleren van vijf kwaliteitsstandaarden. In de empirische fase ging het in de eerste plaats om het nagaan of de toepassing van deze theoretische kwaliteitsstandaarden in de praktijk van instrumentontwikkeling haalbaar is: leiden ze tot een instrument en is dit instrument toepasbaar? De concrete focus van deze empirische toets lag op empowerment op het niveau van een organisatie, hetgeen betekent dat instrumenten werden ontwikkeld om in kaart te brengen hoe 'empowering' organisaties zijn voor hun medewerkers én hoe 'empowered' ze zijn in hun sociale omgeving. Deze instrumentontwikkelingstrajecten vonden plaats in een openbare en in een private eerstelijns welzijnsorganisatie in Vlaanderen. Het resultaat onderschrijft de haalbaarheid van de geformuleerde kwaliteitsstandaarden voor instrumentontwikkeling. De concrete uitwerking geeft meteen een overzicht van datgene waarover het gaat wanneer een organisatie zichzelf als een 'empowering' en 'empowered' organisatie wil evalueren en versterken.


2010 ◽  
Vol 84 (3) ◽  
pp. 143-151
Author(s):  
Rick Anderson

Dit artikel gaat over een onderzoek naar het gedrag van overheidsfunctionarissen tijdens de totstandkoming van een begroting. Het onderzoek kende de vorm van een spelsimulatie die tussen 2000 en 2008 68 keer is uitgevoerd en waar 612 overheidsmanagers en controllers aan hebben meegedaan. Tijdens de spelsimulatie moest een gemeentelijke begroting worden opgesteld en had iedere speler een eigen rol en eigen doelstellingen. De spelsimulatie wijst uit dat spelers die de rollen spelen van managers en bestuurders in eerste instantie hun eigen doelstellingen laten prevaleren boven het organisatiebrede belang. Pas als er een kans bestaat geïsoleerd te raken en de budgetten te verliezen, blijkt men bereid om individuele belangen ondergeschikt te maken aan het belang van de gemeente. Verder blijkt, dat het succesvol inzetten van strategisch gedrag van doorslaggevend belang is voor het uiteindelijke begrotingsresultaat. Het gaat hier dan om het maken van bilaterale en informele afspraken, het inzetten van strategisch budgettair gedrag en het gericht beïnvloeden van de besluitvormingsprocedure. Verder blijken de inhoudelijke onderbouwing van doelstellingen en de voor de besluitvorming gebruikte tijd niet relevant te zijn voor het uiteindelijke onderhandelingsresultaat.


2020 ◽  
Vol 94 (9/10) ◽  
pp. 343-353 ◽  
Author(s):  
Coen A. Arnold
Keyword(s):  

In deze bijdrage worden enkele recente ontwikkelingen in de praktijk van pensioenregelingen en de verslaggeving daarvan volgens IFRS beschreven. Zo wordt bezien in hoeverre recent voorgestelde benaderingen nadere inzichten verschaffen inzake de toepassing van, op basis van IAS 19, in de Nederlandse praktijk ontwikkelde ‘hybride’ pensioenregelingen, dan wel in hoeverre deze benaderingen een oplossing kunnen zijn voor knelpunten die bij de toepassing van de huidige IAS 19 in de Nederlandse pensioensituatie worden ervaren.


2012 ◽  
Vol 86 (1) ◽  
pp. 14-22
Author(s):  
Dennie Binck

In dit artikel zal een antwoord worden gegeven op de centrale vraagstelling wat het effect is van het gebruik van auditsoftware op de kwaliteit van de accountantscontrole. Op basis van een quasi-experiment is onderzocht of bepaalde auditsoftware-gerelateerde controlemaatregelen in de opinie van accountants effectiever zijn voor het vinden van afwijkingen in de verantwoording dan niet-auditsoftwaregerelateerde controlemaatregelen. Kwaliteit van de accountantscontrole is in dit onderzoek gedefi nieerd als de mate waarin afwijkingen in de verantwoording het meest effectief worden ontdekt. Uit het empirisch onderzoek is gebleken dat het gebruik van auditsoftware de kwaliteit van de accountantscontrole vergroot. Voorts blijkt uit het onderzoek dat gemiddeld een derde van de 243 respondenten de beschreven auditsoftware-gerelateerde maatregelen in de praktijk niet toepast. Dit impliceert dat accountants nog een kwaliteitsslag kunnen maken door middel van het (ruimer) inzetten van auditsoftware in de accountantscontrole.


2012 ◽  
Vol 81 (4) ◽  
pp. 229-236
Author(s):  
S. Schauvliege ◽  
F. Gasthuys
Keyword(s):  

Sinds thiopental van de Belgische markt is verdwenen, worden de dissociatieve anesthetica (ketamine en tiletamine) steeds frequenter gebruikt voor de anesthesie van paarden onder praktijkomstandigheden. Na sedatie met een α2-agonist, eventueel gecombineerd met een opioïd, wordt de anesthesie geïnduceerd met een combinatie van het dissociatief anestheticum en een benzodiazepine. Met ketamine bekomt men een chirurgische anesthesieduur van 10 à 20 minuten. Tiletamine werkt wat langer maar kan resulteren in een minder goede recovery. Indien de geplande anesthesieduur langer is (20 à 60 minuten), wordt na inductie van de anesthesie het beste overgegaan op een infuus, bijvoorbeeld met ketamine, een α2-agonist en een spierrelaxans, de zogenaamde triple drip. Waar mogelijk gebruikt men het beste ook locoregionale anesthesie. Aangezien vele anesthetica niet geregistreerd zijn voor het gebruik bij voedselproducerende paarden, dient een aangepaste wachttijd ingesteld te worden en moet, naargelang het product, een toedienings- en verschaffingsdocument opgemaakt of het paspoort van het paard aangevuld worden.


2017 ◽  
Vol 33 (2) ◽  
Author(s):  
Yennef Vereycken ◽  
Ezra Dessers ◽  
Leen De Kort ◽  
Geert Van Hootegem
Keyword(s):  

Vlaanderen zocht de afgelopen drie jaar naar vernieuwende oplossingen voor de uitdagingen in de ouderenzorg. Daarom faciliteerde het Vlaamse zorgproeftuinprogramma 23 zorginnovaties. Het doel was om samen met eindgebruikers nieuwe zorgconcepten te creëren en die ook in de praktijk te toetsen. Uit de literatuur weten we dat in proeftuinprogramma's doorgaans weinig aandacht is voor arbeids- en organisatievraagstukken. Nochtans kunnen die vraagstukken net cruciaal zijn voor het succes van een zorginnovatie. Dit onderzoek is, voor zover we weten, de eerste studie die de impact van (zorg)proeftuinprogramma's op de organisatie van de zorg – in termen van arbeidsdeling en werkgelegenheidsverhouding – en de kwaliteit van arbeid – in termen van taakeisen en regelmogelijkheden – als onderwerp heeft. Op basis van een kwalitatief onderzoeksdesign tonen we aan dat 22 van 23 zorginnovaties een impact hebben op de organisatie van de zorg en bijna elke zorginnovatie het werk van minstens één type zorgprofessional beïnvloedt. Nochtans hield slechts een minderheid van de zorginnovaties hier expliciet rekening mee. Dit resultaat wijst erop dat zorginnovaties vrijwel altijd een verandering in de organisatie van de zorg en in de kwaliteit van arbeid van betrokken zorgprofessionals impliceren. Het is daarom aangewezen dat toekomstige zorginnovatieprojecten hier vanaf de start rekening mee houden, door niet enkel naar de innovatie en de impact op de eindgebruiker te kijken, maar ook naar de bredere organisatorische inbedding van de innovatie en de mogelijke impact op het werk van de betrokken zorgprofessionals.


2019 ◽  
Vol 93 (1/2) ◽  
pp. 47-56 ◽  
Author(s):  
Auke De Bos ◽  
Martijn De Jong ◽  
Henk Strating

De uitgebreide controleverklaring geeft meer informatie over de controle. Omdat het bestuur en de commissarissen verantwoordelijk zijn voor de verslaggeving van de onderneming mag verwacht worden dat zij in de jaarrekening en in hun verslagen ook ingaan op de onderwerpen die de accountant bespreekt als kernpunten van de controle. In de praktijk blijkt dit in Nederland voor verbetering vatbaar, waarbij geleerd kan worden van de ervaringen in het Verenigd Koninkrijk. De Corporate Governance Code van het Verenigd Koninkrijk geeft uitvoerige voorschriften voor de rapportage door auditcommissies, welke in de Nederlandse code ontbreken. Hierdoor is de kwaliteit van de audit committee reports in het Verenigd Koninkrijk aanzienlijk hoger dan de kwaliteit van de Nederlandse verslagen van de raad van commissarissen. Daarom pleiten we ervoor in de Nederlandse code soortgelijke bepalingen op te nemen voor raden van commissarissen/auditcommissies als in het Verenigd Koninkrijk, zodat transparantie en daarmee de rollen en verantwoordelijkheden van bestuur, commissarissen en de accountant duidelijk en consistent zijn. Echter ook zonder meer gedetailleerde regelgeving zouden we meer verwachten van de kwaliteit van de verslaggeving door ondernemingen. De controleverklaring bevat in Nederland in een aantal gevallen meer informatie dan de onderneming zelf communiceert. Om de transparantie van verslaggeving te verbeteren is het nodig dat het bestuur rapporteert over de belangrijkste risico’s met een financiële impact op de jaarrekening. De raad van commissarissen brengt als intern toezichthouder verslag uit over de wijze van toezicht en hoe is omgegaan met en transparantie wordt gegeven over de materiële risico’s en onzekerheden. Vervolgens beschrijft de accountant hoe hij deze risico’s heeft geadresseerd in de controle.


Keyword(s):  

Algemeen abstract integraal symposium: Het omvangrijke probleem van eenzaamheid krijgt veel aandacht van beleidsmakers en professionals in de praktijk. Met deze aandacht groeit de behoefte aan wetenschappelijke kennis. Vaak gestelde vragen gaan over het concept eenzaamheid en de beleving daar van. Wat is het precies? Wat is de relatie met zingeving, en met depressie? Andere vragen gaan over prevalentie: bij welke ouderen komt eenzaamheid het meest voor? En uiteraard zijn er vragen naar oplossingsrichtingen. Kan er wat tegen eenzaamheid van ouderen gedaan worden, en zo ja, wat? Waar hebben ouderen behoefte aan? Wat zijn goede en effectieve interventies? Hoe doe je die? In dit symposium brengen we recente ontwikkelingen bij elkaar. De eerste presentatie presenteert gegevens uit LASA. De vraag is of het concept existentiële eenzaamheid verschilt van het gangbare begrip eenzaamheid. Naast emotionele en sociale eenzaamheid zijn er ervaringen van gebrek aan verbondenheid met de sociale wereld en het ontbreken van betekenisvol zijn. De tweede presentatie is gebaseerd op diepte-interviews. Eenzaamheid bij ouderen gaat vaak gepaard met levensvragen en vragen over zingeving. Ontmoeting en activering zijn geen passende oplossingen. Er is behoefte aan emotionele steun. Ook de derde presentatie is gebaseerd op diepte-interviews en toont de ontwikkeling van een gespreksinstrument gericht op eenzaamheid. Er zijn vijf categorieën aandachtspunten. Mensen hebben geen behoefte aan goedbedoelde en vaak te simpele adviezen. Zij vinden het fijn wanneer oprecht naar hen wordt geluisterd. Het symposium sluit af met discussie over te beantwoorden kennisvragen om ons begrip van eenzaamheid en mogelijke oplossingen verder te brengen.


1987 ◽  
Vol 3 (1) ◽  
pp. 9-10
Author(s):  
I. Pronk ◽  
S. Roozen ◽  
L. Smit
Keyword(s):  

Sinds het begin van de jaren '80 hebbenveel huishoudens te makengekregen met stijgende woonlasten incombinatie met een stagnerend ofzelfs dalend besteedbaar inkomen. Destijgende woonlastenquote1) die zoontstaat kan ingrijpende gevolgenhebben voor individuele huishoudens.Deze moeten handelend optreden omhet verzorgingsniveau dat ze gewendzijn te handhaven, of ze moetengenoegen nemen met een lager niveau.In dit artikel wordt ingegaan opde mogelijkheden van huishoudenshun verzorgingsniveau te handhavenen de in de praktijk meest voorkomendeoplossingen voor dit aspect van dewoonlasten problematiek.


Sign in / Sign up

Export Citation Format

Share Document