mate waarin
Recently Published Documents


TOTAL DOCUMENTS

76
(FIVE YEARS 12)

H-INDEX

1
(FIVE YEARS 1)

2021 ◽  
Vol 95 (11/12) ◽  
pp. 357-368
Author(s):  
Ferdy van Beest ◽  
Katja Van der Kuij-Groenberg ◽  
Leo van der Tas ◽  
Ruud Vergoossen
Keyword(s):  

In dit artikel wordt verslag gedaan van een onderzoek naar de effecten van de coronapandemie op de jaarverslaggeving 2020 van in totaal 85 ondernemingen waarvan aandelen zijn genoteerd aan Euronext Amsterdam, in het bijzonder naar de effecten op de verantwoording van overheidsbijdragen en bijzondere waardeverminderingen en de verklaring van de controlerend accountant. Ondernemingen in precaire sectoren bleken meer overheidssteun te hebben ontvangen en slechtere resultaten te hebben dan ondernemingen in niet-precaire sectoren. Wij vonden geen significant verband tussen de coronapandemie en de verantwoording van impairmentverliezen. Daarnaast geeft het artikel inzicht in het gebruik van key audit matters gelieerd aan COVID-19 en blijkt dat er een positief verband is tussen de mate waarin de onderneming COVID-19 noemt in het jaarverslag en de aandacht die de accountant daaraan besteedt in de accountantsverklaring.


2021 ◽  
Vol 34 (2) ◽  
pp. 180-221
Author(s):  
Hannah Van Borm ◽  
Impe Van Sharon ◽  
Stijn Baert
Keyword(s):  

Samenvatting Vergrijzing is een universeel probleem. Een veelvoorkomende oplossing om de negatieve gevolgen van vergrijzing op te vangen is burgers langer aan het werk te houden door de pensioenleeftijd op te trekken. Echter, de werkzaamheidsgraad van 50-plussers blijft in vele landen relatief laag. Het doel van deze studie is achterhalen welke drempels 50-plussers ervaren op de arbeidsmarkt die het uitoefenen van een baan hinderen, inactiviteit verklaren en het vinden van een baan bemoeilijken. We bevragen deze drempels aan de hand van een online enquête met 3963 Vlaamse 50-plussers. We vinden dat zowel werkende, inactieve als werkloze 50-plussers voornamelijk werk-gerelateerde drempels ervaren op de arbeidsmarkt. Zo geeft meer dan twee vijfde van de werkende respondenten aan dat een gebrek aan (1) een goede werkorganisatie (44.1%), (2) een goede leidinggevende (43.1%) en (3) waardering (41.9%) het uitoefenen van hun baan belemmert. Ook inactieve respondenten geven deze drempels als voornaamste verklaringen voor inactiviteit. Voorts ervaart 71.0% van de werkzoekende respondenten leeftijdsdiscriminatie in het selectieproces als drempel en geeft 35.2% van deze respondenten aan dat de persoonsgebonden drempel omtrent hun hoge loonverwachtingen, naar eigen aanvoelen, het vinden van een baan bemoeilijkt. De mate waarin men bepaalde drempels ervaart, verschilt tevens naar geslacht en opleidingsniveau.


2020 ◽  
Vol 36 (4) ◽  
Author(s):  
Katja Chkalova ◽  
Daniël van Wijk

In deze bijdrage is gekeken in hoeverre werknemers met en zonder een vaste aanstelling baanonzekerheid ervaren en hoe dit over de tijd is veranderd. Hierbij is expliciet aandacht gegeven aan de groep die onevenredig wordt getroffen door de flexibilisering: jongeren. Voor dit doeleinde is gebruik gemaakt van data uit de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA) 2007-2019. De resultaten laten zien dat er een sterke samenhang bestaat tussen de contractsoort en de ervaring van baanonzekerheid, en dat deze samenhang ook voor jongeren geldt, maar in iets mindere mate. Over de gehele onderzoeksperiode worden de verschillen in ervaren baanonzekerheid tussen jongere werknemers met een vast contract en die met een tijdelijk contract zonder uitzicht op een vast contract iets kleiner. Dit kan erop duiden dat dit type tijdelijke contracten een normaliteit aan het worden is onder jongeren. Bij oudere werknemers lijken de verschillen over de tijd iets toe te nemen. Met name oudere oproep- en invalkrachten zijn gedurende de onderzoeksperiode meer onzekerheid gaan ervaren. Over het algemeen zijn de verschillen in ervaren baanonzekerheid tussen vaste en flexibele werknemers in de onderzochte periode echter weinig veranderd. Geconcludeerd kan worden dat de contractsoort gedurende de gehele periode sterk samenhangt met de mate waarin zowel jongere als oudere werknemers baanonzekerheid ervaren.


2020 ◽  
Vol 36 (4) ◽  
Author(s):  
Lucille Mattijssen ◽  
Dimitris Pavlopoulos ◽  
Wendy Smits
Keyword(s):  

Dit artikel gebruikt een trajectaanpak, multichannel sequentieanalyse, om het effect van specificiteit van de opleidingsrichting op de school-naar-werk­tran­sities in Nederland te analyseren. Met deze methode kunnen school-naar-werk­tran­sities als een geheel worden bestudeerd en kunnen de typen school-naar-werk­tran­sities in kaart worden gebracht in termen van werkzekerheid en inkomenszekerheid. Hiervoor wordt gebruikgemaakt van registerdata van het CBS, waarmee het cohort schoolverlaters van 2009/2010 gedurende 72 maanden gevolgd wordt wat betreft arbeidsmarktpositie en inkomen. We gebruiken een continue specificiteitsschaal, waarin specificiteit wordt uitgedrukt als de mate waarin schoolverlaters uit een opleiding in een beperkt aantal beroepen terechtkomen. De resultaten laten zien dat specifiekere opleidingen in het algemeen resulteren in school-naar-werk­tran­sities met hogere niveaus van werk- en inkomenszekerheid. Het effect van specificiteit verschilt echter per opleidingsniveau: specificiteit heeft voornamelijk positieve effecten op mbo-4- en hbo-bachelorniveau, terwijl specificiteit niet noodzakelijkerwijs een voordeel is op andere opleidingsniveaus.


2020 ◽  
Vol 94 (9/10) ◽  
pp. 333-342
Author(s):  
Ries Breijer ◽  
Ferdy van Beest ◽  
Geert Braam
Keyword(s):  

Het rapporteren van alternatieve financiële prestatiemaatstaven (APM’s) door ondernemingen is in de afgelopen jaren sterk toegenomen. In deze studie wordt onderzocht of, en op welke wijze, leverage (de verhouding tussen rentedragende langlopende schulden en de totale activa) en verlieslatendheid invloed hebben op de mate waarin APM’s worden gepubliceerd. Op basis van theorie (signaling-theorie, agency-theorie en opportunisme) en wet- en regelgeving zijn de hypothesen geformuleerd dat er sprake is van een positief verband tussen leverage en de toepassing van leningsconvenant-gerelateerde APM’s en een negatief verband tussen leverage en APM’s die gerelateerd zijn aan de waardering van de onderneming (bedrijfswaardering-gerelateerde APM’s). De hypothesen worden getoetst met data die – door toepassing van een geautomatiseerde tekstanalysator – is verkregen uit de jaarverslagen (2009–2017) van de 600 grootste Europese ondernemingen (STOXX Europe 600). De resultaten tonen dat als de leverage toeneemt meer leningsconvenant-gerelateerde APM’s worden gerapporteerd, terwijl, naarmate een groter deel van de activa is gefinancierd met rentedragend vreemd vermogen, er minder bedrijfswaardering-gerelateerde APM’s worden gepubliceerd. Verder tonen de resultaten dat de context waarin het gebruik van (specifieke) APM’s plaatsvindt van belang is. Meer specifiek, het verband tussen leverage en de rapportering van bedrijfswaardering-gerelateerde APM’s wordt beïnvloed door het wel of niet verlieslatend zijn van een onderneming.


2020 ◽  
Vol 33 (3) ◽  
Author(s):  
Hannah van Borm

Onderzoek heeft aangetoond dat discriminatie in het wervings- en selectieproces ten aanzien van oudere kandidaten die solliciteren voor een baan (jobkandidaten), een groot probleem is in België. Over de redenen voor deze discriminatie is echter nog weinig bekend. In deze studie presenteren we een vignettenexperiment uitgevoerd bij 193 Vlaamse HR-professionals om na te gaan welke stereotypen en attituden ten aanzien van oudere jobkandidaten leeftijdsdiscriminatie in werving en selectie verklaren. Elke participant beoordeelde vijf fictieve jobkandidaten op een aantal kenmerken. Dit resulteerde in 965 sets met observaties. De resultaten laten zien dat recruiters een oudere leeftijd op een cv associëren met lagere fysieke capaciteiten, minder technologische knowhow, een lagere flexibiliteit, een lagere trainbaarheid en een hogere mate van betrouwbaarheid. Daarnaast vermoeden recruiters dat andere werknemers minder graag zullen samenwerken met oudere jobkandidaten. Van deze verschillende leeftijdssignalen fungeren de percepties omtrent flexibiliteit en technologische knowhow als voornaamste verklaringen voor het negatieve effect van iemands leeftijd op diens tewerkstellingskansen. Bovendien vinden we dat leeftijdsdiscriminatie sterker is in beroepen die worden geassocieerd met hoge fysieke inspanning. Deze studie is maatschappelijk relevant daar de effectiviteit van antidiscriminatiebeleid afhangt van de mate waarin dit beleid inspeelt op de mechanismen en moderatoren onderliggend aan discriminatie.


2020 ◽  
Vol 36 (3) ◽  
Author(s):  
Rudi Wielers
Keyword(s):  

Het onderzoek beantwoordt de vraag waarom mensen gemotiveerd zijn om betaald werk te verrichten ook als ze de monetaire beloning niet nodig hebben. Deze motieven zijn in zichzelf interessant en spelen een rol in de discussie over de effecten van een basisinkomen. Het onderzoek richt zich op werkbetrokkenheid. De vraag naar de mate van werkbetrokkenheid is een wetenschappelijke versie van de bekende 'loterijvraag': zou de respondent doorgaan met werken als hij een grote prijs in de loterij zou winnen? In het onderzoek wordt beargumenteerd dat de vraag naar werkbetrokkenheid intrinsieke arbeidsmotivatie meet, en dat de intrinsieke arbeidsmotivatie afhangt van de mate waarin betaald werk voorziet in de behoefte aan autonomie, competentie en verbondenheid. In de ESS 2010 geeft 55% van de werknemers aan door te gaan met werken ook als ze voldoende middelen zouden hebben om te kunnen stoppen, terwijl 25% aangeeft dat ze dan zouden stoppen. Werknemers die de vraag bevestigend beantwoorden werken doorgaans in banen met veel autonomie, goede ontwikkelingsmogelijkheden en voelen zich gesteund door collega's. Autonomie is niet alleen belangrijk tijdens de uitvoering van het werk, maar ook bij beslissingen over begin- en eindtijden van het werk en over het aantal arbeidsuren. Vooral mensen in tijdelijke banen en mensen met financiële problemen geven vaak aan te stoppen als ze daarvoor voldoende financiële middelen zouden hebben.


2020 ◽  
Vol 36 (2) ◽  
Author(s):  
Karel Neels ◽  
Julie Maes ◽  
Naomi Biegel ◽  
Jonas Wood
Keyword(s):  

De arbeidsmarkt in Vlaanderen werd de voorbije jaren gekenmerkt door een historische daling van het werkloosheidscijfer – tot 2,9% in het vierde kwartaal van 2019 – en een dienovereenkomstige toename van de arbeidsmarktkrapte (STATBEL, 2020; WSE, 2019). Ook nationaal bereikte het werkloosheidscijfer in 2019 zijn laagste peil sinds 1975 (figuur 1a). Het toenemende onevenwicht tussen vraag en aanbod leek condities te creëren die de komende jaren zouden kunnen leiden tot een langverwachte inhaalbeweging van groepen die tot dan toe werden gekenmerkt door een minder gunstige arbeidsmarktpositie, waaronder mannen – maar vooral vrouwen – met een migratieachtergrond. Het uitbreken van een pandemie in het voorjaar van 2020 lijkt dat toekomstperspectief van de ene dag op de andere op losse schroeven te hebben gezet. Een forse krimp van het bbp lijkt in 2020 onafwendbaar, en ook de vrees voor een langdurige economische recessie neemt toe (Gopinath, 2020; NBB, 2020). De discussie over arbeidsmarktkrapte heeft plaatsgemaakt voor bespiegelingen over de huidige piek in tijdelijke werkloosheid, en de mate waarin die zich op termijn zal vertalen naar stijgende werkloosheidscijfers. De gedifferentieerde impact van eerdere recessies suggereert dat ook ditmaal een toename van de werkloosheid zich disproportioneel zal laten voelen in de positie van arbeidsmarktintreders, 50-plussers, personen met een migratieachtergrond en personen met een beperking.


2020 ◽  
Vol 94 (1/2) ◽  
pp. 27-35 ◽  
Author(s):  
Arjan Brouwer ◽  
Linda Ummels

In dit artikel doen we verslag van onderzoek naar de mate waarin informatieverschaffing over de aard en reikwijdte van de controle kan bijdragen aan het verkleinen van de verwachtingskloof. Wij concluderen dat beter geïnformeerde stakeholders die het werk van de accountant van dichterbij kunnen waarnemen, zoals de Raad van Commissarissen en Auditcommissie, positiever oordelen over de effectiviteit van de controle dan stakeholders die hiervoor zijn aangewezen op openbare informatie, waaronder investeerders. Er zijn indicaties, maar geen overtuigend bewijs, dat meer informatieverschaffing over de reikwijdte en het proces van de controle in enige mate kan bijdragen aan een positiever oordeel van stakeholders. Belangrijke informatie over de controle die via de uitgebreide controleverklaring wordt gecommuniceerd, zoals reikwijdte en materialiteit, wordt door een meerderheid van de stakeholders die zich op openbare informatie moet baseren echter niet gelezen. Wij concluderen daarom dat het voor een positiever oordeel van stakeholders over de effectiviteit van de controle van belang is dat accountants ook andere methoden en kanalen hanteren om ze beter te informeren over het proces van de accountantscontrole en dat betere informatieverschaffing via de controleverklaring alleen niet voldoende is om dit te realiseren. Aangezien de wensen en verwachtingen verschillen tussen stakeholdergroepen is het daarnaast van belang om met alle partijen binnen de rapportageketen te onderzoeken of en welke uitbreiding van de reikwijdte van de accountantscontrole met werkzaamheden ten aanzien van belangrijkste risico’s en onzekerheden, langetermijnlevensvatbaarheid, alternatieve winstbegrippen, fraude en naleving van wet- en regelgeving wenselijk is en hoe dit gerealiseerd kan worden.


2020 ◽  
Vol 23 (1) ◽  
pp. 27-52
Author(s):  
Linda Koopmans ◽  
Irene Niks ◽  
Ernest de Vroome

Duurzame inzetbaarheid houdt in dat werkenden nu en in de toekomst kunnen en willen blijven werken. In een continu veranderende en veeleisende werkcontext lijkt het beschikken over veerkracht een belangrijke voorwaarde voor duurzame inzetbaarheid. De vraag is of dit daadwerkelijk zo is, en zo ja, hoe veerkracht vanuit de werkomgeving kan worden versterkt. In dit artikel onderzoeken we de samenhang tussen veerkracht, indicatoren van duurzame inzetbaarheid en werkhulpbronnen binnen een diverse groep werknemers over één jaar tijd. Uit de resultaten blijkt dat Nederlandse werknemers over het algemeen veerkrachtig zijn, maar dat er verschillen zijn tussen subgroepen in de mate waarin men zich veerkrachtig voelt. Gevonden werd dat veerkracht een determinant is van duurzame inzetbaarheid een jaar later. Daarnaast blijkt er een positief wederkerig verband te bestaan tussen autonomie in het werk en veerkracht: autonomie hangt positief samen met veerkracht een jaar later, en andersom. Ten slotte blijkt veerkracht een determinant van de mate van coachend leiderschap die een werknemer een jaar later ervaart. Deze resultaten bieden praktische aanknopingspunten voor de HR-praktijk om de veerkracht en daarmee de duurzame inzetbaarheid van werknemers te versterken.Sustainable employability means that employees are able and willing to work productively both now and in the future. Employee resilience appears to be an important condition for sustainable employability in a continually changing and increasingly demanding work environment. In this article, we examine whether this holds in practice, and whether and how employee resilience can be strengthened. The relations between resilience, sustainable employability, and job resources of a heterogenous group of employees are examined over a period of one year. The results show that employee resilience is a determinant of sustainable employability one year later. Also, a positive reciprocal relationship is found between autonomy at work and employee resilience: autonomy is positively related to resilience one year later, and vice versa. Finally, employee resilience appeared to be a determinant of the level of coaching leadership experienced by employees one year later. Practical implications for HR-practice are discussed, that may help to strengthen the resilience and thereby increase the sustainable employability of employees.


Sign in / Sign up

Export Citation Format

Share Document