scholarly journals De toelichting over impairment testing onder NL GAAP

2021 ◽  
Vol 95 (11/12) ◽  
pp. 369-380
Author(s):  
Arjan Brouwer ◽  
Gijs de Graaff ◽  
Renick van Oosterbosch

In dit artikel doen we verslag van de informatieverschaffing over impairment testing onder NL GAAP. Het onderzoek is uitgevoerd onder grote ondernemingen met een relatief hoog bedrag aan immateriële vaste activa. De verwachting was dat de COVID-19-crisis en de resultaatontwikkeling bij een groot deel van de onderzochte ondernemingen aan te merken is als een aanwijzing dat activa aan een bijzondere waardevermindering onderhevig kunnen zijn. Echter, we treffen in veel gevallen geen of beperkte informatie aan over de uitgevoerde triggering events-analyse en de uitgevoerde impairment tests. Het lijkt er dan ook op dat niet veel ondernemingen de toelichting in de jaarrekening 2020 hebben aangepast naar aanleiding van de in 2020 ontstane situatie. De ondernemingen die de meest omvangrijke impairments hebben verantwoord in 2020 hebben wel een meer uitgebreide toelichting opgenomen over de uitgevoerde impairment tests, inclusief de gehanteerde veronderstellingen. Op basis van het onderzoek concluderen wij dat ondernemingen meer aandacht kunnen besteden aan de belangrijke schattingen die in een specifiek jaar relevant zijn voor het begrip van de in de jaarrekening opgenomen bedragen.

2019 ◽  
Vol 35 (2) ◽  
Author(s):  
Olaf Tijhuis ◽  
Kees Goudswaard
Keyword(s):  

Diverse landen hebben te maken met een sterke groei van flexibele arbeid en als gevolg daarvan onevenwichtigheden op de arbeidsmarkt. In dit verband zijn verschillende voorstellen gedaan om alle huidige arbeidscontracten te vervangen door één uniform arbeidscontract. In dit artikel brengen we de vormgeving van een dergelijk contract in kaart en analyseren we aan de hand van de literatuur mogelijke effecten. Verder besteden we aandacht aan de debatten in Frankrijk, Italië en Spanje over een uniform contract. In de meeste voorstellen is de duur van het uniform contract onbepaald en zijn er twee fasen: een instapfase en een stabiliteitsfase. Tijdens de instapfase is ontslag gemakkelijk, maar de ontslagvergoeding loopt wel in de tijd op. Er zijn voor- en nadelen aan een dergelijk contract verbonden, maar de effecten op scholing en werkgelegenheid zijn waarschijnlijk per saldo positief. In de genoemde landen bleek het maatschappelijk draagvlak voor een uniform contract toch onvoldoende. Waarschijnlijk is dat ook in Nederland het geval, maar de voorstellen van het kabinet Rutte-III om de verschillen tussen flex en vast te verkleinen kennen wel punten van overeenstemming met het uniforme contract. Ook het middellange contract zou een interessante optie kunnen zijn.


2020 ◽  
Vol 10 (S2) ◽  
pp. 18-19
Author(s):  
Aniek Maessen ◽  
Pauline M.L. Hennus

Samenvatting De eerste dag van het virtuele EAU20-congres werd afgesloten met een themasessie: ‘Men’s Health 2020’. Het eerste centrale onderwerp van het eerste deel van de sessie was ‘De Uroloog’ als bewaker van de mannelijke gezondheid. Bewaker omdat bijvoorbeeld lower urinary tract symptoms (LUTS) en erectiele disfunctie (ED) een eerste aanwijzing kunnen zijn voor een systemische ziekte die een rol speelt in de toename van morbiditeit en mortaliteit van mannen. Drs. Aniek Maessen aios urologie Dr. Pauline M. L. Hennus uroloog


2018 ◽  
Vol 92 (11/12) ◽  
pp. 293-307
Author(s):  
Jan Backhuijs ◽  
Barend Spanjers ◽  
Frans van der Wel
Keyword(s):  

Dit artikel bespreekt goodwill en andere immateriële vaste activa zonder bepaalde levensduur in relatie tot informatieverschaffing in de jaarrekening over het vermogen van de onderneming. Dit is van belang omdat de boekwaarden van deze activa op basis van IFRS uitsluitend via een impairmenttest al dan niet verminderen (anders dan op basis van Dutch GAAP) en als gevolg van deze specifieke verwerking van bijzondere betekenis kunnen zijn voor de in de jaarrekening opgenomen vermogenspositie. Uit het empirisch onderzoek blijkt dat de omvang van goodwill in relatie tot de omvang van het groepsvermogen in met name de jaarrekeningen van de grootste Europese beursfondsen veel hoger is dan in de jaarrekeningen van de grootste Nederlandse beursfondsen en vooral ten opzichte van niet-beursgenoteerde Nederlandse ondernemingen. Impairments doen zich in 2017 nauwelijks voor. Ten aanzien van de relatie met de financiering komt naar voren dat de grootste Nederlandse beursfondsen en niet-beursgenoteerde Nederlandse ondernemingen meer informatie geven over de bankconvenanten dan de grootste Europese beursfondsen. Anders dan verwacht blijkt dat over kapitaalmanagement (in de zin van IAS 1.134 e.v.) juist ondernemingen met een relatief lage verhouding van geactiveerde goodwill ten opzichte van het groepsvermogen meer informatie geven. Al met al zijn er in de jaarrekeningen geen sterke verbanden aangetroffen tussen de omvang van de geactiveerde goodwill, de hypothetische impact van het afschrijven van goodwill op het resultaat en de vermogensinformatie. Veel druk om tot wijziging van de regelgeving te komen lijkt er niet te zijn.


2020 ◽  
Vol 94 (9/10) ◽  
pp. 343-353 ◽  
Author(s):  
Coen A. Arnold
Keyword(s):  

In deze bijdrage worden enkele recente ontwikkelingen in de praktijk van pensioenregelingen en de verslaggeving daarvan volgens IFRS beschreven. Zo wordt bezien in hoeverre recent voorgestelde benaderingen nadere inzichten verschaffen inzake de toepassing van, op basis van IAS 19, in de Nederlandse praktijk ontwikkelde ‘hybride’ pensioenregelingen, dan wel in hoeverre deze benaderingen een oplossing kunnen zijn voor knelpunten die bij de toepassing van de huidige IAS 19 in de Nederlandse pensioensituatie worden ervaren.


2004 ◽  
Vol 78 (10) ◽  
pp. 435-444 ◽  
Author(s):  
Fred De Koning

Implementaties van ERP-pakketten leiden nogal eens tot problemen: uit onderzoek blijkt dat veel implementatietrajecten te lang duren en teveel kosten en dat bovendien de resultaten nogal eens tegenvallen. Er worden zelfs faillissementen toegeschreven aan mislukte ERP-implementaties. De literatuur over dit onderwerp suggereert dat de problemen met ERP-implementaties vooral worden veroorzaakt door gebrek aan goed management van implementatieprojecten. De vakgroep Bestuurlijke Informatieverzorging van NIVRA-Nyenrode heeft een vijftal casestudies uitgevoerd, waaruit blijkt dat de fit tussen de functionaliteit van het pakket en de bedrijfsprocessen, die door het pakket ondersteund moeten worden, wel eens een belangrijker factor zou kunnen zijn voor het welslagen van ERP-implementaties.


2000 ◽  
Vol 74 (10) ◽  
pp. 446-454
Author(s):  
J. R. H. J Van Kuijck

De kwaliteit van oordeelsvorming van accoun-tants is van cruciaal belang voor de kwaliteit van audits. Derhalve is dit onderwerp reeds meer dan twee decennia object van onderzoek geweest in de internationale auditing-literatuur. Terwijl de onderzoeksinteresse in de auditing journals in de jaren tussen circa 1970 en 1990 hoofdzakelijk was gericht op de technische aspecten van audits heb-ben onderzoekers zich de laatste jaren ook gericht op de beheersingsaspecten (control) van de oor-deelsvorming van auditors (Chow e.a., 1988; McNair, 1991). Deze ontwikkeling is gepaard gegaan met een groeiend besef dat de onderzoeks-resultaten uit het gebied van management control ook bruikbaar kunnen zijn in het relatief nog jon-ge auditingvakgebied. Voorbeelden van studies die kenmerkend zijn voor deze onderzoeksstroming zijn onder andere de studies van McNair (1991), Birnberg and Heiman-Hoffman (1993), Otley and Pierce (1996) en Van Kuijck (1999).


2011 ◽  
Vol 85 (6) ◽  
pp. 342-351
Author(s):  
Eddy Cardinaels ◽  
Manon Van De Wouw
Keyword(s):  

Hoge beloningen van bestuurders leiden vaak tot publieke commotie en creëren de vraag naar meer transparante berichtgeving over de hoogte en samenstelling van het inkomen van bestuurders en topmanagers. De code Tabaksblat schrijft daarom strenge richtlijnen voor over hoe zulke beloningen tot stand moeten komen. Over de rol van de commissaris en de hoogte van zijn of haar vergoeding geeft de code weinig concrete adviezen. Deze studie onderzoekt of (te) hoge vergoedingen van commissarissen mogelijk een verklaring kunnen zijn voor overbetaling van bestuursvoorzitters bij beursgenoteerde bedrijven. Resultaten tonen aan dat bestuursvoorzitters een te hoge (excessieve) beloning ontvangen vooral in de vorm van opties en aandelen wanneer commissarissen een (te) hoge vergoeding ontvangen. Van een te hoge (excessieve) beloning of vergoeding is sprake indien deze beloning of vergoeding niet meer economisch te verantwoorden is. Verdere resultaten wijzen in de richting van inefficiënt toezicht omdat de mogelijke overbetaling van bestuursvoorzitters (CEOs) door (te) hoge vergoedingen van de Raad van Commissarissen negatief zijn voor toekomstige bedrijfsresultaten.


1979 ◽  
Vol 26 (3) ◽  
pp. 284-297 ◽  
Author(s):  
John F. Galliher ◽  
Linda Basilick
Keyword(s):  

1970 ◽  
Vol 3 (1) ◽  
Author(s):  
Johan Decavele
Keyword(s):  

In de stad die hij zozeer heeft liefgehad en verheerlijkt herinnert weinig ofniets nog aan zijn persoon. Een Gentse straat naar hem te noemen zou althans reeds een passende hulde kunnen zijn aan hem die zich zozeer heeft ingezet voor het behoud van het eigen karakter van onze stad. In die zin werd trouwens een suggestie gedaan bij het Stadsbestuur.


Author(s):  
Sebastiaan Remmers ◽  
◽  
Renée Hogenhout ◽  
Monique J. Roobol

SamenvattingProstaatkankerscreening middels PSA bij mannen > 70–74 jaar wordt afgeraden vanwege overdiagnostiek. In deze studie proberen we te achterhalen of er een subgroep te identificeren is – levensverwachting en kwaliteit van leven in ogenschouw genomen – waarbij screening nog wel zinvol zou kunnen zijn. Geïncludeerd werden mannen van 70–74 jaar die waren ingeloot in de interventiearm van de ERSPC Rotterdam en niet waren gediagnosticeerd met prostaatcarcinoom ten tijde van de screening. In dit artikel worden de incidentie en de mortaliteitsdata beschreven. Uiteindelijk werden 3.040 mannen geïncludeerd. Gedurende een periode van 24 jaar ontwikkelden 202 mannen prostaatkanker (7 %), van wie er 52 (26 %) metastasen kregen en 26 % overleed aan de ziekte. De PSA-waarde ten tijde van screening was voorspellend voor prostaatkankersterfte. De conclusie luidde dat mannen > 74 jaar niet per definitie moeten worden uitgesloten van prostaatkankerscreening, gezien de kans op metastasen en sterftecijfers. Beoordeling van vitaliteit en counseling over nadelen van screening vormen, samen met PSA-bepaling en verdere risicostratificatie, de sleutel tot zinvolle screening.


Sign in / Sign up

Export Citation Format

Share Document