Verkiezingen: keiharde marketing: Een beeld van een gegijzelde democratie op Curaçao

Author(s):  
Omayra Leeflang
Keyword(s):  

Dat de democratie op Curaçao in gevaar is blijkt uit de miljoenen die worden uitgegeven aan een verkiezing. Waar het geld vandaan komt en wat de geldschieters daarvoor terug willen is het verhaal van de gegijzelde democratie. De auteur neemt u mee op reis langs gebeurtenissen en feiten die het beeld van een gegijzelde democratie duidelijk maken. De machtsstrijd die gedreven wordt door keiharde marketingstrategieën komen aan de orde in het politiek landschap van Curaçao. Om het boek ook voor de jongere generatie enige context te geven wordt teruggeblikt naar het historische proces van de democratisering van de wereld en het proces naar de autonomie van de Antillen. Uiteindelijk doet de auteur een bijdrage aan de verwezenlijking van een bevrijde democratie op Curaçao.

2011 ◽  
Vol 27 (2) ◽  

Richtte het managementdenken in de jaren ’80 van de vorige eeuw zich op de Nieuwe Organisatie en in de jaren ’90 op de Nieuwe Werknemer, het eerste decennium van de 21ste eeuw staat in het teken van het Nieuwe Werken. Daar zit een zekere logica in: de opkomst van een nieuw type organisatie en een nieuw type werknemer vormt volgens de spraakmakende managementdenkers een sterke stimulans voor ingrijpende veranderingen in de werksituatie en de arbeidsrelaties. Voeg daarbij de concurrentie om schaars talent en het Nieuwe Werken wordt een pure noodzaak voor iedere organisatie die bij de tijd wil blijven.Vervolgens rijzen vragen. Hoe staat het op dit moment met de verspreiding van het nieuwe werken? Is er een duidelijke ‘business case’ voor het Nieuwe Werken? Bestaan er ‘best practices’ waar nog wat aarzelende organisaties een voorbeeld aan kunnen nemen? Bestaan er wellicht bij management en werknemers ook weerstanden en met wat voor veranderingsstrategie kunnen deze worden overwonnen? Zulke vragen liggen ten grondslag aan deze studie, die in opdracht van de Stichting Management Studies is verricht. Het antwoord wordt behalve via een literatuurstudie gezocht door middel van casestudies bij 21 organisaties (waaronder veel IT-bedrijven en financiële dienstverleners maar ook enkele departementen) die zich naar horen zeggen op het Nieuwe Werken gestort hebben en die dus als koplopers beschouwd worden. Daaruit blijkt duidelijk de praktische insteek van deze studie. In hoeverre is zij ook vanuit een meer wetenschappelijk gezichtspunt van belang?Het antwoord op die vraag begint met een heldere omschrijving van het Nieuwe Werken. Die is in het boek te vinden. Het gaat om een configuratie van vier werkprincipes: tijd- en plaatsonafhankelijk werken (en dus kantoren die geen vaste werkplekken meer bieden, maar meer ontmoetingsplaats worden); sturen op resultaat, als uitvloeisel van de grotere autonomie van individuen en teams; vrije toegang tot en vrij gebruik van kennis, ervaringen en ideeën (in- en extern) waarbij ook de nieuwe sociale internetmedia (Hyves, LinkedIn, Facebook etc.) worden ingezet en ten slotte flexibele arbeidsrelaties (werkverhoudingen en contractvormen).Aan de hand van deze vier dimensies bekijken de auteurs de casestudies… en komen dan een nogal weerbarstige praktijk tegen, die meer gekenmerkt wordt door dilemma’s en tegenstrijdigheden dan door een innige omhelzing van het Nieuwe Werken in zijn geheel. Dat blijkt al uit de aanleidingen die de organisaties noemen om met nieuwe werkvormen aan de slag te gaan. Er leven vaak hooggespannen verwachtingen met betrekking tot de opbrengsten: prestatieverbetering, meer betrokkenheid van medewerkers, een beter imago bij medewerkers en cliënten, versterking van innovatiekracht. Maar de initiatieven die veel organisaties in feite nemen zijn toch vooral gericht op kostenbesparing, op korte termijn financiële resultaten dus.Zo lijkt het principe van tijd- en plaatsonafhankelijk werken niet alleen maar populair omdat werknemers dat in toenemende mate verwachten, maar ook omdat het tot fikse besparingen op kantoorkosten leidt. Tegelijkertijd worstelen veel organisaties ook met de opvatting dat lang niet alle functies geschikt zijn voor telewerken (hoewel de grens steeds meer verruimd lijkt te worden) en de wens dat medewerkers een bepaalde minimumtijd op kantoor doorbrengen. Sturen op resultaat is al langer aan een opmars bezig, maar vereist vooral van het middenmanagement een andere instelling en stijl van leidinggeven. De meeste organisaties moeten toegeven dat er heel wat komt kijken om de middenmanagers zover te krijgen. Wellicht het meest heikele punt is het principe van de onbeperkte toegang tot kennis en ervaring (‘Unlimited access and connectivity’, het klinkt zo mooi), waarbij de medewerkers zich met behulp van de nieuwe sociale media ook buiten de organisatie kunnen begeven. Kennismanagement is binnen de organisatie met de nieuwe digitale hulpmiddelen in een stroomversnelling geraakt, maar het vrij verkeer van informatiestromen tussen organisatie en omgeving stuit vanuit het oogpunt van het interne systeembeheer en de wens/noodzaak om vertrouwelijke gegevens te beschermen vaak op grenzen. Zo ontstaan ‘dilemma’s die niet altijd zijn weg te organiseren’ (p. 90). Bij de uitwerking van het principe van flexibele arbeidsrelaties (opnieuw een populair onderdeel) gaat het in eerste instantie om individualisering van de arbeidsverhoudingen en daarnaast om het loslaten van beperkende functieomschrijvingen, zodat een bredere inzetbaarheid mogelijk wordt. Maar het in beleidskringen onder de naam employability populaire idee dat ook de externe mobiliteit groter zou moeten worden vinden we juist niet terug, behalve natuurlijk voor de (oudere?) medewerkers die de nieuwe situatie niet aankunnen en van wie ‘afscheid genomen moet worden’.De conclusie is dat er van een integrale introductie van het Nieuwe Werken meestal geen sprake is. Het proces verloopt selectief: sommige principes worden toegepast (in meer of minder mate), andere niet en bovendien komen ook lang niet alle medewerkers ervoor in aanmerking. Wat dat betreft lijkt het met het Nieuwe Werken niet anders te gaan dan met alle ‘nieuwe’ organisatieconcepten die in de afgelopen decennia gelanceerd zijn. Een andere conclusie is dat elementen van het ‘oude werken’ nog steeds functioneel zijn. ‘Voor veel organisaties blijkt een mix tussen “oud” en “nieuw” de beste oplossing’ (p. 147).De auteurs bieden dus een nuchter en realistisch beeld van de praktijk. Natuurlijk houden zij de moed bij de lezer erin: de vele initiatieven wijzen er volgens hen op dat er toch echt wat nieuws aan de hand is. De boot mag vooral niet gemist worden. Maar in eerste instantie grijpen de organisaties vooral naar de ‘bricks’ (de nieuwe kantoren) en de ‘bytes’ (de digitale hulpmiddelen) die snelle resultaten beloven. De hooggespannen verwachtingen ten aanzien van de opbrengsten zijn echter afhankelijk van ‘behavior’, (veranderingen in) mentaliteit en gedrag van managers en medewerkers. Dat is een zaak van lange adem en verhoudt zich slecht met het kortetermijndenken dat zo prominent aanwezig is.Mijn conclusie is dus dat het boek voor de lezers van TvA zeker de moeite waard is. Vanuit wetenschappelijk gezichtspunt blijft er wel wat te wensen over, met name op het gebied van de systematische presentatie van de resultaten en de verantwoording van de gevolgde aanpak. Daar staat tegenover dat het boek via beknopte casebeschrijvingen mooie inkijkjes biedt in een aantal interessante organisaties, vlot geschreven en zeer fraai vormgegeven is.


2018 ◽  
Vol 31 (2) ◽  
Author(s):  
Stefanie Margerin ◽  
Tinne Vander Elst ◽  
Hermina Van Coillie ◽  
Heidi Verlinden ◽  
Hans De Witte
Keyword(s):  

In deze studie onderzochten we of de negatieve samenhang tussen gepercipieerde baanonzekerheid en mentaal welzijn gemedieerd wordt door de bedreiging van Jahoda's manifeste functies (bijv. inkomen) en latente functies (bijv. sociaal contact en status) van werk. De ervaren bedreiging van het verliezen van de huidige baan houdt immers tevens een bedreiging in van de functies die werk kan vervullen, wat het welzijn van werknemers kan verminderen. Specifiek wilden we de resultaten van Selenko en Batinic (2013) en Vander Elst, Näswall, Bernhard-Oettel, De Witte en Sverke (2016) repliceren, gebruikmakend van een andere steekproef en methodologie. In totaal namen 788 werknemers uit België deel aan een cross-sectionele vragenlijststudie. De resultaten toonden aan dat baanonzekerheid negatief samenhing met mentaal welzijn. De bedreiging van zowel de manifeste als latente functies van werk medieerden zoals verwacht het verband tussen baanonzekerheid en mentaal welzijn, en dit in ongeveer gelijke mate. Deze resultaten sluiten goed aan bij de resultaten uit voorgaande studies en valideren het belang van de bedreiging van de functies van werk als verklaring voor de negatieve relatie tussen baanonzekerheid en mentale gezondheid. Onze bevindingen kunnen de ontwikkeling van interventiestrategieën stimuleren om het negatieve verband tussen baanonzekerheid en mentaal welzijn af te zwakken, zoals het aansporen tot deelname aan sociale activiteiten buiten het werk.


2020 ◽  
Vol 4 (2) ◽  
pp. 41-46
Author(s):  
E. Dijkstra
Keyword(s):  

2014 ◽  
Vol 88 (7/8) ◽  
pp. 274-281
Author(s):  
Evert de Haan ◽  
Peter Verhoef ◽  
Thorsten Wiesel

Voor de evaluatie van diensten wordt door veel bedrijven gebruik gemaakt van zogenaamde customer feedback metrics (CFMs). Deze maatstaven, zoals klanttevredenheid en de Net Promoter Score (NPS), geven een indicatie hoe het klantenbestand over het bedrijf denkt, wat een goede indicator kan zijn voor (toekomstig) klantgedrag en voor bedrijfsprestaties. In dit artikel bespreken we de wetenschappelijke bewijzen voor de link van verschillende maatstaven met klanten bedrijfsprestaties. Vervolgens behandelen we hoe informatie omtrent deze maatstaven gebruikt kan worden om effectief beter te presteren.


2016 ◽  
Vol 29 (4) ◽  
Author(s):  
Bart de Vries ◽  
Annebel H.B. de Hoogh ◽  
Carsten K.W. de Dreu
Keyword(s):  
Big Five ◽  

Dit artikel gaat in op de relatie tussen de Big Five-persoonlijkheidstrek Vriendelijkheid en het autocratisch en participatief leiderschapsgedrag en de effectiviteit van burgemeesters tijdens crises. Op basis van de trekactivatietheorie werd verwacht dat de relatie tussen de vriendelijkheid van een burgemeester en (de effectiviteit van) diens autocratisch en participatief leiderschapsgedrag afhankelijk is van de mate waarin een crisis gekenmerkt wordt door tijdsdruk en ambiguïteit. Verwachtingen zijn getoetst in 68 openbare-orde- en veiligheidscrises. De mate van vriendelijkheid bleek tijdens crises via autocratisch leiderschapsgedrag negatief gerelateerd aan de leiderschapseffectiviteit van de burgemeester. Onder lage (hoge) tijdsdruk bleek verder dat vriendelijkheid positief (negatief) gerelateerd was aan leiderschapseffectiviteit via participatief leiderschapsgedrag. De mate van ambiguïteit bleek alleen van invloed op de relatie tussen autocratisch leiderschapsgedrag en de effectiviteit van de burgemeester als leider. Autocratisch leiderschapsgedrag van de burgemeester was positief gerelateerd aan diens leiderschapseffectiviteit en deze relatie werd sterker bij toenemende ambiguïteit. We besluiten met implicaties voor leiderschapstheorie en crisisbeheersing.


2014 ◽  
Vol 83 (4) ◽  
pp. 193-201
Author(s):  
Ann Martens ◽  
T. Van Bergen

Castratie is wereldwijd een van de meest uitgevoerde chirurgische ingrepen bij het paard en de ezel. Castratie wordt enerzijds uitgevoerd om de voortplanting van mannelijke dieren te beletten en anderzijds om het mannelijke gedrag van hengsten te elimineren, waardoor ze gemakkelijker in groep houdbaar zijn en meer geschikt zijn voor het beoefenen van een aantal disciplines binnen de paardensport. Castratie wordt door dierenartsen vaak als een routineprocedure aanzien, doch gezien de soms levensbedreigende complicaties die als gevolg van deze ingreep kunnen optreden, is het belangrijk dat deze procedure met de nodige zorg en kennis van zaken wordt uitgevoerd...


2017 ◽  
Vol 45 (3) ◽  
Author(s):  
Zeph van Berlo ◽  
Eva van Reijmersdal ◽  
Esther Rozendaal
Keyword(s):  

Samenvatting Mobiele advergames worden steeds vaker ingezet om tieners te bereiken en te beïnvloeden. Deze studie laat zien dat de reclamewijsheid van tieners alleen geactiveerd wordt door een mobiele game met een bekend merk. In tegenstelling tot wat werd verwacht, leidt reclamewijsheidactivatie niet tot een negatievere maar juist tot een positievere merkattitude ten opzichte van het bekende merk onder tieners.


2021 ◽  
Vol 37 (1) ◽  
pp. 23-34
Author(s):  
Koen Van Laer ◽  
Marjan De Coster ◽  
Tim Gielens ◽  
Bart Henssen ◽  
Kim Loyens ◽  
...  
Keyword(s):  

Samenvatting De coronacrisis confronteert ons op een extreme manier met een aantal vormen van ongelijkheid die onze arbeidsmarkt kenmerken. In het eerste deel van dit essay identificeren we ongelijkheden die zeer zichtbaar geworden zijn door de coronacrisis, met name de ongelijke waardering van beroepen, ongelijke onzekerheid, de ongelijke fysieke en mentale risico’s verbonden aan werk, en de ongelijke verdeling van zorgtaken. Hierbij wijzen we op manieren waarop deze ongelijkheden verbonden zijn aan sociale identiteiten, zoals gender, etniciteit en handicap. In het tweede deel bespreken we lessen die we uit de crisis kunnen trekken. Als we gewoon trachten terug te keren naar het ‘oude normaal’, zal de arbeidsmarkt gekenmerkt blijven door dezelfde ongelijkheden en zullen de groepen in de meest achtergestelde posities de voornaamste slachtoffers van de crisis worden. We doen daarom een oproep om via organisatie- en overheidsbeleid in te zetten op meer gelijkheid en zo te evolueren naar een ‘nieuw normaal’ dat gekenmerkt wordt door eerlijker gewaardeerd en zekerder werk, en door meer aandacht voor welzijn en zorg.


KWALON ◽  
2005 ◽  
Vol 10 (2) ◽  
Author(s):  
Foeke van der Zee

Het onderscheid tussen kwalitatief en kwantitatief onderzoek wordt door velen als lastig ervaren. In KWALON 26 wordt daar weer eens aandacht aan besteed. Swanborn (2004a) huldigt de stelling dat er een sterke empirische relatie is tussen kwalitatief onderzoek en exploratie. Dit wekt de indruk dat er in kwantitatief onderzoek niet of nauwelijks exploratie voorkomt. Dit klopt echter niet: ook in kwantitatief onderzoek maakt men veelvuldig gebruik van exploratie. Ik hoef alleen maar te verwijzen naar klantenbestanden van grotere winkelbedrijven, waarin veelvuldig exploratief naar bepaalde combinaties wordt gezocht. Op deze wijze worden nieuwe trends vaak eerst statistisch 'waargenomen', waarna nagegaan wordt of ze economisch kunnen worden geëxploiteerd.


2008 ◽  
Vol 24 (4) ◽  
Author(s):  
Martijn van Velzen
Keyword(s):  
De Man ◽  

Lang voordat supermarktketen Albert Heijn zijn klanten probeerde te binden met 'wuppies', 'welpies' en andere in China vervaardigde parafernalia met een hoge aaibaarheidsfactor, stond levensmiddelenwinkel De Gruyter bekend om het 'snoepje van de week': een klein cadeautje voor kinderen, dat wekelijks varieerde. Het is verleidelijk om dit zoethoudertje als metafoor te zien voor het flexicurity-debat dat op (supra)nationaal niveau gevoerd wordt in Europa (zie ook de bijdrage van Wilthagen & Bekker in dit nummer). Werkgevers, werknemers en overheden zoeken een modus, of vehikel, om een balans te realiseren tussen de behoefte van bedrijven aan flexibiliteit en de wens van werknemers om (een nieuw soort) zekerheden te krijgen. 'Flexicurity' is hier het toverwoord: als begrip in Nederland gemunt ter duiding van de invoering van de Wet flexibiliteit en zekerheid en de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (WAADI), is het met terugwerkende kracht door Deense onderzoekers en beleidsmakers geplakt op actieve en passieve arbeidsmarktmaatregelen die in Denemarken succesvol gecombineerd worden met het ontbreken van een wettelijke ontslagbescherming. Het Deense arbeidsmarktsucces wordt door veel EU-lidstaten aangegrepen om leentjebuur te spelen bij de Denen. Zo probeerde de Franse premier De Villepin in 2006 het 'contrat première embauche' aan de man te brengen als 'flexicurity-maatregel'. In Nederland had oud-minister De Geus voornamelijk oren naar de geringe mate waarin Deense werknemers tegen ontslag beschermd zijn, zonder oog te hebben voor de noodzaak van een activerende component én een hoog uitkeringsniveau bij werkloosheid. Bij andere pogingen om centraal de voorwaarden te creëren opdat decentraal een balans gerealiseerd wordt tussen werknemerzekerheden en organisatieflexibiliteit, wordt zoveel water bij de wijn gedaan dat er per saldo geen keuzes gemaakt worden. In de arena van politiek en beleid worden partijen met deze status-quo zoet gehouden onder het mom van 'flexicurity'.


Sign in / Sign up

Export Citation Format

Share Document