Het nieuwe werk ontrafeld. Over Bricks, Bytes and Behavior

2011 ◽  
Vol 27 (2) ◽  

Richtte het managementdenken in de jaren ’80 van de vorige eeuw zich op de Nieuwe Organisatie en in de jaren ’90 op de Nieuwe Werknemer, het eerste decennium van de 21ste eeuw staat in het teken van het Nieuwe Werken. Daar zit een zekere logica in: de opkomst van een nieuw type organisatie en een nieuw type werknemer vormt volgens de spraakmakende managementdenkers een sterke stimulans voor ingrijpende veranderingen in de werksituatie en de arbeidsrelaties. Voeg daarbij de concurrentie om schaars talent en het Nieuwe Werken wordt een pure noodzaak voor iedere organisatie die bij de tijd wil blijven.Vervolgens rijzen vragen. Hoe staat het op dit moment met de verspreiding van het nieuwe werken? Is er een duidelijke ‘business case’ voor het Nieuwe Werken? Bestaan er ‘best practices’ waar nog wat aarzelende organisaties een voorbeeld aan kunnen nemen? Bestaan er wellicht bij management en werknemers ook weerstanden en met wat voor veranderingsstrategie kunnen deze worden overwonnen? Zulke vragen liggen ten grondslag aan deze studie, die in opdracht van de Stichting Management Studies is verricht. Het antwoord wordt behalve via een literatuurstudie gezocht door middel van casestudies bij 21 organisaties (waaronder veel IT-bedrijven en financiële dienstverleners maar ook enkele departementen) die zich naar horen zeggen op het Nieuwe Werken gestort hebben en die dus als koplopers beschouwd worden. Daaruit blijkt duidelijk de praktische insteek van deze studie. In hoeverre is zij ook vanuit een meer wetenschappelijk gezichtspunt van belang?Het antwoord op die vraag begint met een heldere omschrijving van het Nieuwe Werken. Die is in het boek te vinden. Het gaat om een configuratie van vier werkprincipes: tijd- en plaatsonafhankelijk werken (en dus kantoren die geen vaste werkplekken meer bieden, maar meer ontmoetingsplaats worden); sturen op resultaat, als uitvloeisel van de grotere autonomie van individuen en teams; vrije toegang tot en vrij gebruik van kennis, ervaringen en ideeën (in- en extern) waarbij ook de nieuwe sociale internetmedia (Hyves, LinkedIn, Facebook etc.) worden ingezet en ten slotte flexibele arbeidsrelaties (werkverhoudingen en contractvormen).Aan de hand van deze vier dimensies bekijken de auteurs de casestudies… en komen dan een nogal weerbarstige praktijk tegen, die meer gekenmerkt wordt door dilemma’s en tegenstrijdigheden dan door een innige omhelzing van het Nieuwe Werken in zijn geheel. Dat blijkt al uit de aanleidingen die de organisaties noemen om met nieuwe werkvormen aan de slag te gaan. Er leven vaak hooggespannen verwachtingen met betrekking tot de opbrengsten: prestatieverbetering, meer betrokkenheid van medewerkers, een beter imago bij medewerkers en cliënten, versterking van innovatiekracht. Maar de initiatieven die veel organisaties in feite nemen zijn toch vooral gericht op kostenbesparing, op korte termijn financiële resultaten dus.Zo lijkt het principe van tijd- en plaatsonafhankelijk werken niet alleen maar populair omdat werknemers dat in toenemende mate verwachten, maar ook omdat het tot fikse besparingen op kantoorkosten leidt. Tegelijkertijd worstelen veel organisaties ook met de opvatting dat lang niet alle functies geschikt zijn voor telewerken (hoewel de grens steeds meer verruimd lijkt te worden) en de wens dat medewerkers een bepaalde minimumtijd op kantoor doorbrengen. Sturen op resultaat is al langer aan een opmars bezig, maar vereist vooral van het middenmanagement een andere instelling en stijl van leidinggeven. De meeste organisaties moeten toegeven dat er heel wat komt kijken om de middenmanagers zover te krijgen. Wellicht het meest heikele punt is het principe van de onbeperkte toegang tot kennis en ervaring (‘Unlimited access and connectivity’, het klinkt zo mooi), waarbij de medewerkers zich met behulp van de nieuwe sociale media ook buiten de organisatie kunnen begeven. Kennismanagement is binnen de organisatie met de nieuwe digitale hulpmiddelen in een stroomversnelling geraakt, maar het vrij verkeer van informatiestromen tussen organisatie en omgeving stuit vanuit het oogpunt van het interne systeembeheer en de wens/noodzaak om vertrouwelijke gegevens te beschermen vaak op grenzen. Zo ontstaan ‘dilemma’s die niet altijd zijn weg te organiseren’ (p. 90). Bij de uitwerking van het principe van flexibele arbeidsrelaties (opnieuw een populair onderdeel) gaat het in eerste instantie om individualisering van de arbeidsverhoudingen en daarnaast om het loslaten van beperkende functieomschrijvingen, zodat een bredere inzetbaarheid mogelijk wordt. Maar het in beleidskringen onder de naam employability populaire idee dat ook de externe mobiliteit groter zou moeten worden vinden we juist niet terug, behalve natuurlijk voor de (oudere?) medewerkers die de nieuwe situatie niet aankunnen en van wie ‘afscheid genomen moet worden’.De conclusie is dat er van een integrale introductie van het Nieuwe Werken meestal geen sprake is. Het proces verloopt selectief: sommige principes worden toegepast (in meer of minder mate), andere niet en bovendien komen ook lang niet alle medewerkers ervoor in aanmerking. Wat dat betreft lijkt het met het Nieuwe Werken niet anders te gaan dan met alle ‘nieuwe’ organisatieconcepten die in de afgelopen decennia gelanceerd zijn. Een andere conclusie is dat elementen van het ‘oude werken’ nog steeds functioneel zijn. ‘Voor veel organisaties blijkt een mix tussen “oud” en “nieuw” de beste oplossing’ (p. 147).De auteurs bieden dus een nuchter en realistisch beeld van de praktijk. Natuurlijk houden zij de moed bij de lezer erin: de vele initiatieven wijzen er volgens hen op dat er toch echt wat nieuws aan de hand is. De boot mag vooral niet gemist worden. Maar in eerste instantie grijpen de organisaties vooral naar de ‘bricks’ (de nieuwe kantoren) en de ‘bytes’ (de digitale hulpmiddelen) die snelle resultaten beloven. De hooggespannen verwachtingen ten aanzien van de opbrengsten zijn echter afhankelijk van ‘behavior’, (veranderingen in) mentaliteit en gedrag van managers en medewerkers. Dat is een zaak van lange adem en verhoudt zich slecht met het kortetermijndenken dat zo prominent aanwezig is.Mijn conclusie is dus dat het boek voor de lezers van TvA zeker de moeite waard is. Vanuit wetenschappelijk gezichtspunt blijft er wel wat te wensen over, met name op het gebied van de systematische presentatie van de resultaten en de verantwoording van de gevolgde aanpak. Daar staat tegenover dat het boek via beknopte casebeschrijvingen mooie inkijkjes biedt in een aantal interessante organisaties, vlot geschreven en zeer fraai vormgegeven is.

2014 ◽  
Vol 88 (7/8) ◽  
pp. 274-281
Author(s):  
Evert de Haan ◽  
Peter Verhoef ◽  
Thorsten Wiesel

Voor de evaluatie van diensten wordt door veel bedrijven gebruik gemaakt van zogenaamde customer feedback metrics (CFMs). Deze maatstaven, zoals klanttevredenheid en de Net Promoter Score (NPS), geven een indicatie hoe het klantenbestand over het bedrijf denkt, wat een goede indicator kan zijn voor (toekomstig) klantgedrag en voor bedrijfsprestaties. In dit artikel bespreken we de wetenschappelijke bewijzen voor de link van verschillende maatstaven met klanten bedrijfsprestaties. Vervolgens behandelen we hoe informatie omtrent deze maatstaven gebruikt kan worden om effectief beter te presteren.


2014 ◽  
Vol 83 (4) ◽  
pp. 193-201
Author(s):  
Ann Martens ◽  
T. Van Bergen

Castratie is wereldwijd een van de meest uitgevoerde chirurgische ingrepen bij het paard en de ezel. Castratie wordt enerzijds uitgevoerd om de voortplanting van mannelijke dieren te beletten en anderzijds om het mannelijke gedrag van hengsten te elimineren, waardoor ze gemakkelijker in groep houdbaar zijn en meer geschikt zijn voor het beoefenen van een aantal disciplines binnen de paardensport. Castratie wordt door dierenartsen vaak als een routineprocedure aanzien, doch gezien de soms levensbedreigende complicaties die als gevolg van deze ingreep kunnen optreden, is het belangrijk dat deze procedure met de nodige zorg en kennis van zaken wordt uitgevoerd...


2017 ◽  
Vol 10 (4) ◽  
pp. 680-687
Author(s):  
Dev K. Dalal ◽  
Jason G. Randall

Morelli, Potosky, Arthur, and Tippins (2017) are correct in calling for more conceptual models explicitly linking technology to industrial-organizational (I-O) psychology. As these authors note, in the absence of models and theories of technology to guide the research and practice of I-O psychology, the field runs the risk of chasing the impacts of specific technological innovations and devices rather than guiding organizations on best practices regarding the use of technology. Building theories and models that directly involve technology and placing them within individual psychological and larger organizational processes provides researchers with a way to stay ahead of the fast pace of technological innovation and anticipate its effects on measurement and prediction. Moreover, there are aspects to the use of technology that I-O psychologists are uniquely qualified to consider, including legal considerations (e.g., accessibility concerns), ethical questions (e.g., access in disadvantaged communities), practical concerns (e.g., user and target reactions), and measurement issues (e.g., construct irrelevant variance). In this commentary, we present two main points of consideration that demonstrate how I-O psychologists might use and create technology to improve assessment. First, we argue that technology can improve the measurement of psychological variables if we critically consider how technology can positively influence various parts of response behavior. Additionally, we encourage future research to consider the effects of technology in I-O psychology more comprehensively by extending the emphasis on psychological processes beyond cognition and behavior to include affect and motivation.


2014 ◽  
Vol 46 (2) ◽  
pp. 84-91 ◽  
Author(s):  
Marjorie Derven

Purpose – The purpose of this paper is to share best practices for diversity and inclusion from six global companies and to make the business case for its importance. Design/methodology/approach – In-depth interviews were conducted with diversity and inclusion leaders in the USA from Volkswagen, Sodexo Health Care and Government Services, Sanofi, L'Oreal, BASF North America, and China Merchants Bank New York. Findings – Key findings related to the importance of tailoring global diversity and inclusion strategies and programs to local needs; embedding practices throughout the organization; multiplying impact through external partnerships and leveraging this as a source of innovation. Research limitations/implications – The article provides a range of diversity and inclusion best practices that can be adapted by different organizations, as multiple industries (including pharmaceuticals, banking, automotive, etc.) are included. However, the findings do not represent a comprehensive picture of all global diversity and inclusion best practices. Practical implications – The article provides a range of diversity and inclusion best practices that can be used to benchmark other organizational practices and to add new programs and initiatives for better D&I impact. Originality/value – This is a fully original paper which combines secondary research with illustrative quotes.


2015 ◽  
Vol 43 (4) ◽  
Author(s):  
Karolien Poels ◽  
Marjolijn Antheunis
Keyword(s):  

Het jaarlijkse Etmaal van de Communicatiewetenschap vond plaats op 2 en 3 februari 2015 in Antwerpen. Een driehonderdtal papers zijn gepresenteerd aan een talrijk opgekomen publiek van Vlaamse en Nederlandse communicatiewetenschappers. Kenmerkend aan de communicatiewetenschap is de diversiteit aan onderwerpen. Communicatiewetenschappers bestuderen onderwerpen die gaan van ‘agendasetting van nieuws’ en ‘de effecten van digitale games’ tot ‘crisiscommunicatie via sociale media’. En nog zo veel meer. Communicatiewetenschappers zijn het vaak zelfs fundamenteel oneens over hoe een fenomeen benaderd moet worden en op welke manier we inzicht kunnen verwerven in de betekenis en invloed van media op individuen en de maatschappij. Critici zouden kunnen beweren dat de communicatiewetenschap geen eenheid (meer) kent. Het feit dat ieder jaar honderden communicatiewetenschappers van de Nederlandse en Vlaamse universiteiten de Lage Landen doorkruisen om een etmaal lang onderzoeksbevindingen uit te wisselen en samen te zijn voor debat bewijst echter dat de discipline er staat. Meer nog, de communicatiewetenschap leeft en straalt.


2021 ◽  
pp. 152483802199830
Author(s):  
Suruchi Sood ◽  
Kelli Kostizak ◽  
Nicole Mertz ◽  
Sarah Stevens ◽  
Farren Rodrigues ◽  
...  

Violence against children (VAC) is a pervasive, global issue with both short- and long-term health, social, and economic consequences. This systematic review sought to identify best practices for designing and implementing social and behavior change communication (SBCC) programs targeting VAC in and around schools. Combinations of key search terms within five domains were entered into four databases: PubMed Central, Google Scholar, Sociological Abstracts, and EBSCOhost. Results were screened according to the inclusion and exclusion criteria. Namely, articles had to be published in English, be published after March 2014, focus on VAC in and around schools, focus on children, and use SBCC approaches. The searches produced 892,271 results. Of these, 63,183 were screened and 54 articles were selected. These articles were combined with 16 articles, gathered from a previous systematic review using the same databases and search domains conducted by the same research team, for a total of 70 articles. Articles were quantitatively analyzed using a coding guide in STATA and qualitatively analyzed using Nvivo. Results showed that most programs addressed bullying, were implemented in high-income countries, and included children aged 10 and older. Best practices in program design were using theory, conducting formative research, and involving program beneficiaries. Best practices in implementation were combining whole-school and targeted approaches, including special and hidden populations, involving secondary and tertiary audiences, using nonclassroom settings, using peer leader/mentor and cascade training models, and conducting process monitoring. Implications and avenues for future planning and implementation of SBCC interventions to address VAC in and around schools are discussed.


2017 ◽  
Vol 2 (1) ◽  
pp. 41 ◽  
Author(s):  
Patrick Dunn ◽  
Scott Conard ◽  
Lauren Kirschner

<p><em>While there have been multiple efforts to improve the health of the population, and simultaneously reducing the cost of healthcare and improving the quality of care, there is no single model for improving population health. Worksite health is a microcosm of the health of the nation and the results of been mixed. This paper considers the best practices associated with key worksite health. These best practices include the type of worksite intervention, attention to health literacy, engagement, onsite clinics, coaching and care plans, a digital platform, social support, population health, performance excellence, performance improvement, and an evaluation strategy. While each best practice is considered important, very few programs provide all of the components, and most emphasize one component over the other. A gap in the literature, therefore, is how these best practices can be combined into a single program. Following the review of literature of best practices, a case study, of the program design, of a comprehensive worksite program was conducted to demonstrate how these best practices are operationalized. The Game of Health, is a cognitive based program that focuses on stress management and behavior change in a program that provides onsite programs, a medical clinic, and a digital platform.</em><em></em></p>


2008 ◽  
Vol 32 (4) ◽  
pp. 359-365 ◽  
Author(s):  
Charlotte F. Cole ◽  
Daniel B. Labin ◽  
Maria del Rocio Galarza

For nearly four decades, Sesame Workshop has brought the joy of learning to the world's youngest citizens through the introduction of locally-produced coproductions of the preschool television series, Sesame Street. Many of these television shows have been specifically designed to forward important prosocial messages directly linked to the complex socio-political backdrop in which they are created. Focusing on recent projects in Israel, Palestine, Jordan, and Kosovo, this article reviews research on the educational effectiveness of these initiatives and highlights the ways in which study results provide information on best practices for media projects designed for children living in regions of conflict. The paper also reviews the strengths and weaknesses of various approaches and provides practical information on how difficult issues have been presented in an age-appropriate and culturally-relevant manner. By acknowledging the challenges inherent to producing media designed to effect attitudinal and behavior changes in places mired in ongoing conflict, these studies, when examined as a group, provide emerging evidence of the need for increasingly direct and specific media intervention efforts. Presenting these studies in light of the projects that they evaluate and the related socio-political circumstances offers a body of evidence suggesting the educational value of these media efforts and indicating a need for further study in this field.


Author(s):  
Alan D. Smith

Through a qualitative business case approach, three major manufacturing firms in Pittsburgh, PA were reviewed for their eco-friendly sustainability strategic initiatives and products/services. Undoubtedly, use of green best practices are value adding steps for a company may be initially difficult to justify spending the time and resources developing such a process. This is especially true when other core business needs are present, such as driving revenue, product development, and meeting governmental or consumer expectations. However, green and sustainability initiatives may not be currently dictated needs, but many companies feel strongly that charting such a course would be to their stakeholders' mutual advantage. As resources are being consumed more rapidly, it is logical to enact steps to ensure the sustainability of such scare resources. The added benefit of lower input needs greatly improves the companies' stances in their market while also adding to the firms' overall profitability.


Sign in / Sign up

Export Citation Format

Share Document