scholarly journals Onbekend maakt onbemind? Onderzoek naar de mogelijke invloed van informatieverschaffing over en uitbreiding van de reikwijdte van de accountantscontrole op het oordeel van stakeholders

2020 ◽  
Vol 94 (1/2) ◽  
pp. 27-35 ◽  
Author(s):  
Arjan Brouwer ◽  
Linda Ummels

In dit artikel doen we verslag van onderzoek naar de mate waarin informatieverschaffing over de aard en reikwijdte van de controle kan bijdragen aan het verkleinen van de verwachtingskloof. Wij concluderen dat beter geïnformeerde stakeholders die het werk van de accountant van dichterbij kunnen waarnemen, zoals de Raad van Commissarissen en Auditcommissie, positiever oordelen over de effectiviteit van de controle dan stakeholders die hiervoor zijn aangewezen op openbare informatie, waaronder investeerders. Er zijn indicaties, maar geen overtuigend bewijs, dat meer informatieverschaffing over de reikwijdte en het proces van de controle in enige mate kan bijdragen aan een positiever oordeel van stakeholders. Belangrijke informatie over de controle die via de uitgebreide controleverklaring wordt gecommuniceerd, zoals reikwijdte en materialiteit, wordt door een meerderheid van de stakeholders die zich op openbare informatie moet baseren echter niet gelezen. Wij concluderen daarom dat het voor een positiever oordeel van stakeholders over de effectiviteit van de controle van belang is dat accountants ook andere methoden en kanalen hanteren om ze beter te informeren over het proces van de accountantscontrole en dat betere informatieverschaffing via de controleverklaring alleen niet voldoende is om dit te realiseren. Aangezien de wensen en verwachtingen verschillen tussen stakeholdergroepen is het daarnaast van belang om met alle partijen binnen de rapportageketen te onderzoeken of en welke uitbreiding van de reikwijdte van de accountantscontrole met werkzaamheden ten aanzien van belangrijkste risico’s en onzekerheden, langetermijnlevensvatbaarheid, alternatieve winstbegrippen, fraude en naleving van wet- en regelgeving wenselijk is en hoe dit gerealiseerd kan worden.

2016 ◽  
Vol 29 (4) ◽  
Author(s):  
Bart de Vries ◽  
Annebel H.B. de Hoogh ◽  
Carsten K.W. de Dreu
Keyword(s):  
Big Five ◽  

Dit artikel gaat in op de relatie tussen de Big Five-persoonlijkheidstrek Vriendelijkheid en het autocratisch en participatief leiderschapsgedrag en de effectiviteit van burgemeesters tijdens crises. Op basis van de trekactivatietheorie werd verwacht dat de relatie tussen de vriendelijkheid van een burgemeester en (de effectiviteit van) diens autocratisch en participatief leiderschapsgedrag afhankelijk is van de mate waarin een crisis gekenmerkt wordt door tijdsdruk en ambiguïteit. Verwachtingen zijn getoetst in 68 openbare-orde- en veiligheidscrises. De mate van vriendelijkheid bleek tijdens crises via autocratisch leiderschapsgedrag negatief gerelateerd aan de leiderschapseffectiviteit van de burgemeester. Onder lage (hoge) tijdsdruk bleek verder dat vriendelijkheid positief (negatief) gerelateerd was aan leiderschapseffectiviteit via participatief leiderschapsgedrag. De mate van ambiguïteit bleek alleen van invloed op de relatie tussen autocratisch leiderschapsgedrag en de effectiviteit van de burgemeester als leider. Autocratisch leiderschapsgedrag van de burgemeester was positief gerelateerd aan diens leiderschapseffectiviteit en deze relatie werd sterker bij toenemende ambiguïteit. We besluiten met implicaties voor leiderschapstheorie en crisisbeheersing.


2008 ◽  
Vol 24 (4) ◽  
Author(s):  
Martijn van Velzen
Keyword(s):  
De Man ◽  

Lang voordat supermarktketen Albert Heijn zijn klanten probeerde te binden met 'wuppies', 'welpies' en andere in China vervaardigde parafernalia met een hoge aaibaarheidsfactor, stond levensmiddelenwinkel De Gruyter bekend om het 'snoepje van de week': een klein cadeautje voor kinderen, dat wekelijks varieerde. Het is verleidelijk om dit zoethoudertje als metafoor te zien voor het flexicurity-debat dat op (supra)nationaal niveau gevoerd wordt in Europa (zie ook de bijdrage van Wilthagen & Bekker in dit nummer). Werkgevers, werknemers en overheden zoeken een modus, of vehikel, om een balans te realiseren tussen de behoefte van bedrijven aan flexibiliteit en de wens van werknemers om (een nieuw soort) zekerheden te krijgen. 'Flexicurity' is hier het toverwoord: als begrip in Nederland gemunt ter duiding van de invoering van de Wet flexibiliteit en zekerheid en de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (WAADI), is het met terugwerkende kracht door Deense onderzoekers en beleidsmakers geplakt op actieve en passieve arbeidsmarktmaatregelen die in Denemarken succesvol gecombineerd worden met het ontbreken van een wettelijke ontslagbescherming. Het Deense arbeidsmarktsucces wordt door veel EU-lidstaten aangegrepen om leentjebuur te spelen bij de Denen. Zo probeerde de Franse premier De Villepin in 2006 het 'contrat première embauche' aan de man te brengen als 'flexicurity-maatregel'. In Nederland had oud-minister De Geus voornamelijk oren naar de geringe mate waarin Deense werknemers tegen ontslag beschermd zijn, zonder oog te hebben voor de noodzaak van een activerende component én een hoog uitkeringsniveau bij werkloosheid. Bij andere pogingen om centraal de voorwaarden te creëren opdat decentraal een balans gerealiseerd wordt tussen werknemerzekerheden en organisatieflexibiliteit, wordt zoveel water bij de wijn gedaan dat er per saldo geen keuzes gemaakt worden. In de arena van politiek en beleid worden partijen met deze status-quo zoet gehouden onder het mom van 'flexicurity'.


2012 ◽  
Vol 86 (9) ◽  
pp. 587-602
Author(s):  
Koos Vos ◽  
Oscar Ferrero Scholte
Keyword(s):  

Als gevolg van de financiële crisis worden ambitieuze grondexploitatieplannen en projecten van de gemeente aangepast, op de lange baan geschoven of komen deze in de ijskast. De huidige situatie en ontwikkelingen leiden hierbij tot aanzienlijke verliezen op de gemeentelijke grondexploitaties en strategische grondposities van gemeenten. In februari 2012 heeft de commissie Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (commissie BBV) als gevolg van deze ontwikkelingen een bijgestelde Notitie grondexploitatie gepubliceerd. In het artikel wordt verslag gedaan van het onderzoek naar de verplichte en vrijwillige verslaggeving omtrent de grondexploitaties van de 50 grootste gemeenten van Nederland over 2011. Een belangrijke uitkomst van ons onderzoek is dat er op basis van de minimumvereisten in het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV) maar in beperkte mate informatie hoeft te worden opgenomen in de jaarstukken door gemeenten en dat dit redelijk goed gebeurt. Daarnaast wordt door een deel van de gemeenten in aanvulling op deze verplichte informatie op grond van het BBV interne informatie onverplicht opgenomen in de jaarstukken. De conclusie uit het onderzoek is dat de totale verplichte en vrijwillige relevante informatie sterk gefragmenteerd in de jaarstukken en interne stukken is opgenomen. De informatieverstrekking in de toelichting over de onderbouwing van kosten en opbrengsten van grondexploitaties op basis van veronderstellingen, parameters en ontwikkelingen schiet tekort voor de gebruiker van de jaarrekening.


2003 ◽  
Vol 77 (12) ◽  
pp. 567-575 ◽  
Author(s):  
J. C. M. Vermetten
Keyword(s):  

In dit artikel wordt verslag gedaan van een onderzoek naar de mate waarin financiële jaarrapporten die kleine rechtspersonen deponeren bij de Kamer van Koophandel, voorzien in de informatiebehoeften van kredietverstrekkers binnen banken. Hieruit blijkt dat de huidige wet- en regelgeving inzake inrichtings- en publicatievereisten van jaarrapporten van kleine rechtspersonen dusdanig beperkt is dat daarmee onvoldoende wordt voorzien in de informatiebehoeften van bovengenoemde kredietverstrekkers. Deze kredietverstrekkers voorzien voornamelijk in hun informatiebehoeften door rechtstreeks contact met kleine rechtspersonen. Hierbij spelen financiële jaarrapporten een belangrijke rol en wordt grote waarde gehecht aan de betrokkenheid van een accountant.


2004 ◽  
Vol 78 (11) ◽  
pp. 489-496
Author(s):  
R. W. Bakker ◽  
Ruud Vergoossen

In dit artikel wordt verslag gedaan van een onderzoek naar de mate waarin Nederlandse ondernemingen met een beursnotering in de Verenigde Staten de United States Generally Accepted Accounting Principles (US GAAP) toepassen in hun in Nederland gepubliceerde jaarrekening. Daartoe is onderzocht in hoeverre deze ondernemingen in de periode 1995-2002 grondslagwijzigingen hebben doorgevoerd die leiden tot het (meer) toepassen van US GAAP en is nagegaan wat de belangrijkste verschillen tussen US GAAP en de Nederlandse verslaggevingsregels zijn zoals die blijken uit de jaarrekening 2002. Bovendien omvat het onderzoek een vergelijking van de additionele informatieverschaffing in de in Nederland gepubliceerde jaarrekening 2002 en de jaarrekening 2002 zoals opgenomen in het Form 20-F dat bij de Securities and Exchange Commission is gedeponeerd. De onderzoeksresultaten worden vergeleken met eerder soortgelijk onderzoek. Hoewel de in het onderzoek betrokken ondernemingen meer en meer waarderings- en resultaatbepalingsgrondslagen toepassen die in overeenstemming zijn met US GAAP, wordt het aantal in de aansluitingsoverzichten opgenomen afwijkingen tussen de cijfers op basis van US GAAP en die op basis van de Nederlandse verslaggevingsregels niet kleiner, maar juist groter. Daarnaast blijkt dat veel additionele informatie die in de Verenigde Staten verplicht is, ook steeds vaker terechtkomt in de in Nederland gepubliceerde jaarrekening.


2013 ◽  
Vol 87 (5) ◽  
pp. 176-184
Author(s):  
Editorial office Abbink

In dit artikel rapporteren wij de uitkomsten van onderzoek naar de invloed van expertise van het audit committee op jaarrekeningherzieningen die al dan niet samenhangen met gerapporteerde tekortkomingen in de interne beheersing. Onderscheid wordt gemaakt tussen financiële expertise en branchegerelateerde expertise van leden van het audit committee. Uit het onderzoek blijkt dat sprake is van een significant verband tussen het aanwezig zijn van beide vormen van expertise en het wel of niet falen van de interne beheersing van jaarverslaggeving. Of audit committee-leden al dan niet beschikken over deze expertise bleek belangrijker te zijn dan de mate waarin over deze expertise werd beschikt. Voorts blijkt financiële expertise licht meer impact te hebben dan branche-expertise. In het merendeel van de gevallen gaan financiële expertise en branche-expertise overigens hand in hand.


2015 ◽  
Vol 5 (1) ◽  
pp. 1-24
Author(s):  
Lindsay Theunis ◽  
Maaike Jappens ◽  
Bente Vandenbroeck ◽  
Jan Van Bavel

Op basis van antwoorden van 874 jongeren (14‐ t.e.m. 25‐jaar) in de survey ‘Scheiding in Vlaanderen’ (N = 874) onderzochten we verschillen in de houdingen ten aanzien van huwen en scheiden tussen jongeren met gehuwde en jongeren met gescheiden ouders. Daarnaast gingen we ook na of de mate van ouderlijk conflict en de kwaliteit van de ouder‐kindrelaties een rol spelen en zoomden we dieper in op verschillen in houdingen binnen de groep echtscheidingsjongeren. Vooral de echtscheiding op zich blijkt van belang te zijn: jongeren met gescheiden ouders willen vaker niet trouwen, schatten hun eigen echtscheidingskans hoger in en nemen liberalere houdingen aan ten opzichte van het huwelijk dan jongeren waarvan de ouders nog steeds gehuwd zijn. Verschillen tussen echtscheidingsjongeren onderling worden voornamelijk verklaard door de verblijfsregeling en de mate waarin de jongere nog steeds geraakt wordt door de echtscheiding. Abstract : Based on data obtained from 14 to 25 year olds in the survey ‘Divorce in Flanders’ (N = 874), we investigated the relationship between adolescents’ attitudes towards marriage and divorce and the marital status of their parents. We also examined whether parental conflict and parent‐child relationships play a role and we took a closer look at differences within the group of adolescents with divorced parents. Parental divorce as such appeared to be a major factor: adolescents from dissolved families are less willing to marry, perceive their chance of ever getting divorced as higher and have more liberal attitudes towards marriage than adolescents from intact families. Differences among children of divorce are related to the residence arrangement and to the way they are coping with the divorce.


2007 ◽  
Vol 81 (9) ◽  
pp. 397-404
Author(s):  
R. J. M. Beeres ◽  
S. Van Der Meer
Keyword(s):  

Dit artikel beschrijft de resultaten van een onderzoek naar de wijze waarop bestuurders van ondernemingen hun prestaties zichtbaar maken in het directieverslag. Zo kunnen eigen prestaties worden benadrukt om begrip te kweken voor de (gestegen) beloning van de bestuurder. Tegenvallende prestaties kunnen worden toegerekend aan externe factoren, zoals: de economie, terroristische aanslagen of oorlogen. Dergelijk gedrag wordt in de literatuur ‘self-serving behaviour’ genoemd. Onderzocht is in hoeverre ‘self-serving behaviour’ voorkomt in de wijze waarop het bestuur van een onderneming de behaalde resultaten beschrijft in het directieverslag. Voorts is onderzocht of de mate waarin dit gedrag zich voordoet, wordt beïnvloed door de hoogte van de (stijging van de) bezoldiging van de bestuursvoorzitter.


2017 ◽  
Vol 91 (11/12) ◽  
pp. 344-362 ◽  
Author(s):  
Jan Backhuijs ◽  
Kees Camfferman ◽  
Louise Oudshoorn

Onder IFRS worden sommige baten en lasten buiten de winst-enverliesrekening gepresenteerd onder other comprehensive income (OCI). Op basis van ons onderzoek naar de jaarrekening van ondernemingen met een beursnotering in Nederland laten we zien dat OCI-posten een relatief grote omvang kunnen hebben. We laten voorts zien hoe ondernemingen de opties toepassen die IFRS biedt voor de presentatie van OCI. Ook bespreken we de samenhang tussen de presentatie van OCI in de geconsolideerde jaarrekening, en het geconsolideerde overzicht van mutaties in het eigen vermogen, en met de presentatie van mutaties in het eigen vermogen in de enkelvoudige jaarrekening. We stellen vast dat deze samenhang niet altijd duidelijk tot uitdrukking komt in de verslaggeving, mogelijk omdat ondernemingen verschillen in de mate waarin zij het nog enigszins omstreden OCI-begrip aanvaard hebben als een wezenlijk onderdeel van de jaarrekening. In het artikel doen we aanbevelingen om de presentatie van OCI-posten te verbeteren.


2021 ◽  
Vol 95 (11/12) ◽  
pp. 357-368
Author(s):  
Ferdy van Beest ◽  
Katja Van der Kuij-Groenberg ◽  
Leo van der Tas ◽  
Ruud Vergoossen
Keyword(s):  

In dit artikel wordt verslag gedaan van een onderzoek naar de effecten van de coronapandemie op de jaarverslaggeving 2020 van in totaal 85 ondernemingen waarvan aandelen zijn genoteerd aan Euronext Amsterdam, in het bijzonder naar de effecten op de verantwoording van overheidsbijdragen en bijzondere waardeverminderingen en de verklaring van de controlerend accountant. Ondernemingen in precaire sectoren bleken meer overheidssteun te hebben ontvangen en slechtere resultaten te hebben dan ondernemingen in niet-precaire sectoren. Wij vonden geen significant verband tussen de coronapandemie en de verantwoording van impairmentverliezen. Daarnaast geeft het artikel inzicht in het gebruik van key audit matters gelieerd aan COVID-19 en blijkt dat er een positief verband is tussen de mate waarin de onderneming COVID-19 noemt in het jaarverslag en de aandacht die de accountant daaraan besteedt in de accountantsverklaring.


Sign in / Sign up

Export Citation Format

Share Document