Chinese steden in transitie

2010 ◽  
Vol 26 (3) ◽  
pp. 40-44
Author(s):  
Peter C.J. Druijven
Keyword(s):  

De urbane samenleving in China wordt behalve door groei gekenmerkt door differentiatie op velerlei gebied: politiek, demograsch, sociaal-economisch en cultureel. Het lijkt of de Chinese metropolen steeds meer kenmerken gaan vertonen van andere wereldsteden, en dat er sprake zou zijn van een toenemende convergentie. Maar is die schijn ook werkelijkheid?

2007 ◽  
Vol 23 (2) ◽  
Author(s):  
Mark Elchardus ◽  
Wendy Smits
Keyword(s):  
Du Bois ◽  

Heel wat auteurs beweren dat de relatie tot het werk veranderd is en dat ten gevolge daarvan de loopbaanmodellen en loopbaanperspectieven van jonge mensen zich eveneens hebben gewijzigd. De traditionele, lineaire loopbaan, waarin iemand tijdens zijn actieve leven, in het ideale geval, één job uitoefent of ten minste eenzelfde carrièrepad volgt in dezelfde tewerkstellingsector of zelfs bij dezelfde werkgever, zou nagenoeg verdwenen zijn of alleszins zeldzaam geworden (Beck, 2000; Castells, 1996; Du Bois-Reymond et al., 2001; Hesselink & Van Vuuren, 1999; Hyman, 2004; Te Poel, 1999). Het dimmen van de lineaire loopbaan wordt in verband gebracht met een culturele ontwikkeling, meer bepaald een verandering in de opvatting over zelf en werk. Jonge mensen zouden groei nu in de eerste plaats in verband brengen met zelfverwezenlijking, eerder dan met verwezenlijking in het werk of in het gezinsleven (Du Bois-Reymond et al., 2001; Honneth, 2004a, 2004b). Verwezenlijking in werk en gezin zouden daarentegen slechts als zinvol worden beleefd als zij bijdragen tot zelfverwezenlijking. Precies daarom verwachten verschillende auteurs dat jonge mensen afwijzend staan ten opzichte van langetermijnloopbaanengagementen (bijvoorbeeld Laskawy, 2005). Zij verwachten daarom dat het lineaire loopbaanmodel minstens ten dele wordt vervangen door een meer flexibele, 'spiraalvormige' loopbaan, gekenmerkt door frequente wissels van jobs, carrièrepaden, werkgevers en tewerkstellingsectoren (Brousseau & Driver, 1998; Larsson et al., 2001).


2017 ◽  
Vol 45 (3) ◽  
Author(s):  
Dr. Sara De Vuyst

Samenvatting Dit artikel onderzoekt het journalistieke veld vanuit een genderperspectief. Aan de hand van surveyonderzoek en diepte-interviews wordt een antwoord geformuleerd op drie onderzoeksvragen: (1) In welke mate wordt de Belgische journalistiek gekenmerkt door traditionele genderbreuklijnen? (2) In welke mate zijn traditionele genderbreuklijnen geëvolueerd in een snel veranderde Vlaamse journalistieke werkomgeving? (3) In welke mate heeft digitalisering gezorgd voor het ontstaan van nieuwe genderbreuklijnen?


2011 ◽  
Vol 39 (3) ◽  
Author(s):  
Connie De Boer

Dit nummer van het Tijdschrift voor Communicatiewetenschap bevat zes artikelen van communicatiewetenschappers uit Vlaanderen en Nederland.In het eerste artikel ‘Krantenberichtgeving over het rookverbod in de horeca: een inhoudsanalyse’ tonen Gera Nagelhout, Bas van den Putte, Hein de Vries en Marc Willemsen aan dat de krantenberichtgeving meer gericht is op de economische aspecten en het verzet dan op de gezondheidsaspecten van het rookverbod in de horeca. De inhoudsanalyse is uitgevoerd op artikelen over dit onderwerp die in de periode van maart 2008 tot en met april 2009 zijn verschenen in verschillende landelijke en regionale dagbladen in Nederland.Cédric Courtois, Steve Paulussen, Peter Mechant en Lieven De Marez hebben een survey uitgevoerd onder 1725 Vlaamse jongeren van 12 tot 18 jaar en een kwalitatief vervolgonderzoek onder een klein deel van deze respondenten. Zij wilden nagaan met welke communicatietechnologieën jongeren communiceren en met wie. In het artikel ‘Het techno-subsysteem van de Vlaamse tiener: keuzes van jongeren in hun gebruik van communicatietechnologieën’ beschrijven zij de belangrijke rol van de verschillende technologieën zoals sms en e-mail in de interpersoonlijke communicatie van jongeren.Het derde artikel ‘Handen wassen na het plassen. Jong geleerd, oud gedaan?’, geschreven door Maartje de Kort en Aart Velthuijsen, laat zien hoe goed gewoontegedrag kan worden bevorderd. In twee studies is nagegaan welke communicatieboodschap (via informatieve of normatieve beïnvloeding dan wel met een injunctieve of descriptieve norm) het handenwasgedrag na toiletbezoek bevordert. In de experimenten is de afhankelijke variabele, het handenwasgedrag, door middel van observaties in een openbare toiletruimte gemeten.Michaël Opgenhaffen, Leen d’Haenens en Maarten Corten schetsen in ‘Journalistiek in Vlaanderen: afstemming tussen praktijk, opleiding, en onderzoek’ een beeld van de journalistieke praktijk, de opleidingen en het onderzoek in de journalistiek in Vlaanderen. Zij bouwen hiermee voort op de studie van Kees Brants en Peter Vasterman (vorig jaar gepubliceerd in nummer 3 van het Tijdschrift voor Communicatiewetenschap) waarin het Nederlandse onderzoek in het vakgebied van ‘journalism studies’ werd geïnventariseerd.In ‘De invloed van geïdealiseerde mediabeelden op het zelfbeeld van jonge meisjes: het positieve effect van mediabewustzijn’ kijken Frederieke van der Deen, Saskia Schwinghammer en Kirsten Verkooijen naar de invloed van geïdealiseerde, extreem aantrekkelijke modellen in reclameadvertenties op zelfevaluaties van de eigen fysieke aantrekkelijkheid. Uit de resultaten van hun onderzoek blijkt dat als meisjes zich bewust zijn van de manipulatiemogelijkheden van de media dit bescherming biedt tegen negatieve effecten van blootstelling aan geïdealiseerde modellen.Het zesde en laatste artikel in dit nummer is van de hand van Luuk Lagerwerf, Marjolein Schurink en Dirk Oegema. In ‘Subjectiviteit als taalgebruik in dagbladen en nieuwsweblogs’ presenteren zij de resultaten van een taalkundige inhoudsanalyse. Zij concluderen dat nieuwsweblogs sterker worden geschreven vanuit het schrijversperspectief en dat subjectiviteit in de journalistiek vooral een kwestie is van stijl.Uit dit overzicht blijkt dat de inhoud van dit nummer wordt gekenmerkt door een grote variatie aan onderwerpen en een grote diversiteit aan gebruikte onderzoeksmethoden, achtereenvolgens een inhoudsanalyse van krantenberichtgeving, een vragenlijstonderzoek onder jongeren met een kwalitatief vervolgonderzoek, experimenten met observaties van het gedrag, een survey onder journalisten en interviews met experts, een experiment met vragenlijsten, en een taalkundige inhoudsanalyse.Tot slot brengen we u graag op de hoogte van de samenwerking die het Tijdschrift voor Communicatiewetenschap heeft opgezet met de recent opgerichte Netherlands – Flanders Communication Association (NeFCA, <http://www.nefca.eu>). NeFCA heeft tot doel een gemeenschap van communicatiewetenschappers uit Vlaanderen en Nederland te creëren. NeFCA wil dit doen door het opzetten van seminaries voor PhD- en senioronderzoekers, het uitwerken van een juniornetwerk, de uitgave van een nieuwsbrief, en talrijke andere initiatieven die communicatiewetenschappers uit Nederland en Vlaanderen samenbrengen en hoogwaardig onderzoek stimuleren. Daarnaast neemt zij van NESCoR het hoederecht over van het Etmaal van de Communicatiewetenschap. NeFCA-leden genieten trouwens verminderde inschrijvingskosten voor het Etmaal. Om ook de banden met het enige Nederlandstalige ISI-gerankte tijdschrift op te zetten, is in het NeFCA-lidgeld de elektronische toegang tot het Tijdschrift voor Communicatiewetenschap voorzien. Op deze manier wensen NeFCA, het Etmaal, en het Tijdschrift voor Communicatiewetenschap samen te werken aan de kwaliteit en uitstraling van het communicatiewetenschappelijk onderzoek in Nederland en Vlaanderen.


2012 ◽  
Vol 66 (4) ◽  
pp. 253-265
Author(s):  
Hanneke Schaap-Jonker
Keyword(s):  

Een uitblinkcultuur, een variant van een narcistische cultuur, wordt gekenmerkt door zien en gezien worden in combinatie met slagen en het bereiken van je doelen. Het ideale zelf speelt een essentiële rol in de uitblinkcultuur. Omdat dit ideale zelf concreet gemaakt wordt en geëxternaliseerd, hangt het meer expliciet samen met het reële zelf, veelal op een spanningsvolle wijze. Religie en spiritualiteit kunnen op tenminste vier manieren verbonden zijn met de uitblinkcultuur. Ze kunnen functioneren als uitingen van deze cultuur, als bekrachtigende factoren, als remmende mechanismen, of een heilzame werking hebben.


2014 ◽  
Vol 73 (2) ◽  
pp. 130-151
Author(s):  
Jo Tollebeek ◽  
Germa Greving

In de zomer van 1912 werd met veel enthousiasme de honderdste geboortedag van Hendrik Conscience gevierd. Het eeuwfeest, dat vooral in Antwerpen veel publiek trok, illustreerde hoezeer ook nog aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog dergelijke herinneringsfeesten werden gekenmerkt door een ouder, romantisch idioom. In een traditionele, negentiendeeeuwse praalstoet en een door Emmanuel De Bom opgezette tentoonstelling werd de geschiedenis tot iets heiligs gemaakt, iets dat blijvende trouw afdwong. Maar tegelijk kreeg het eeuwfeest ook een actuele betekenis en werd Conscience niet alleen een erflater, maar ook een opdrachtgever. Tijdens twee ‘plechtige feestzittingen’ presenteerden René De Clercq en Pol De Mont Conscience als vader, die op gepaste wijze moest worden herdacht. Maar zij benadrukten ook dat het Woord van de schrijver tot Daden moest leiden. Dat maakte van het eeuwfeest van 1912 meer dan een romantisch herinneringsfeest: het ging ook om een politieke manifestatie, met een strijdbaar karakter en eigentijdse eisen (‘onze Vlaamsche Hoogeschool’). Dit sloot niet uit dat ernaar werd gestreefd de herinnering aan Conscience te musealiseren. De blik op de verdere Vlaamse ontvoogding vereiste blijkbaar ook een terugblik. Daarmee werden verleden en heden wederzijds op elkaar betrokken.________The splendour of the past, the right to the present. About Conscience’s centenary celebration. The 100th anniversary of the birth of Hendrik Conscience was celebrated with great enthusiasm in the summer of 1912. The centenary celebration, which drew a lot of public in Antwerp in particular, illustrated to which extent such memorial celebrations were characterised by an older, romantic idiom even on the eve of the First World War. A traditional nineteenth century pageant and an exhibition created by Emmanuel De Bom turned history into something holy, that enforced enduring loyalty. At the same time, however, the centenary celebration also acquired a present-day significance and thus Conscience became not only a testator but also an initiator. During two ‘formal festive sessions’ René De Clercq and Pol De Mont presented Conscience as the father who deserved to be remembered in a fitting manner. However, they also emphasized that the Words of the author needed to be translated into Actions. This meant that the 1912 century celebration was more than a romantic commemoration: it was also a political manifestation that was militant in nature and with contemporary demands. (‘Our Flemish University’). This did not exclude that it was attempted to musealize the memory of Conscience. The prospect of a continued Flemish emancipation apparently also required retrospection. Thus the past and the present were interlinked.


2019 ◽  
Vol 22 (3) ◽  
pp. 36-57
Author(s):  
Klaske Veth ◽  
Hubert Korzilius ◽  
Beatrice van der Heijden ◽  
Annet de Lange

Dit artikel beschrijft een longitudinale studie naar de relaties tussen de bevlogenheid, inzetbaarheid en ervaren gezondheid van uitzendkrachten van 65 jaar en ouder (de zogenaamde bridge workers in uitzendwerk), aanwezigheid en gebruik van behoud- en ontwikkelingsgericht HRM en ervaren steun van leidinggevenden en collega's bij inlenende organisaties. Er blijkt géén relatie tussen aanwezigheid en gebruik van HR maatregelen, steun van leidinggevende en collega's en bevlogenheid, inzetbaarheid en ervaren gezondheid. Daarop is één uitzondering. De ervaren aanwezigheid van HR maatregelen gericht op behoud van inzetbaarheid heeft een significant positieve invloed op de ervaren sociale steun een jaar later, en uiteindelijk ook op de bevlogenheid, inzetbaarheid en ervaren gezondheid van bridge workers in uitzendwerk. Blijkbaar werkt voor de 65+ uitzendkrachten alleen het idee van de aanwezigheid van bijvoorbeeld ergonomische aanpassingen bij de inlenende organisatie positief door. Hoewel de invloed van HRM minimaal blijkt, zijn de effecten van sociale steun van leidinggevende en collega's op bevlogenheid, inzetbaarheid en ervaren gezondheid erg sterk. Voor bridge workers in uitzendwerk lijkt het dus belangrijk om een goede relatie met de manager en collega's te hebben die wordt gekenmerkt door wederzijds respect, vertrouwen en loyaliteit.


2018 ◽  
Vol 34 (4) ◽  
Author(s):  
Daniela Skugor
Keyword(s):  

Dit artikel biedt inzicht in de diversiteit in arbeidsmarkttrajecten van Belgische ouderen. Met behulp van retrospectieve SHARELIFE-data (2008-2009) uit de derde golf van de Survey of Health, Ageing and Retirement in Europe (SHARE) wordt de arbeidsgeschiedenis tussen het 15de en het 65ste levensjaar van 1435 Belgische 65-plussers in kaart gebracht. Sequentieanalyse en clusteranalyse worden toegepast om vergelijkbare trajecten te groeperen. Er worden acht arbeidsmarkttrajecten onderscheiden, waarvan de onderlinge verschillen en overeenkomsten in detail worden besproken. De arbeidsgeschiedenis van de mannen in de steekproef wordt over het algemeen gekenmerkt door continu fulltime werk, conform de traditionele mannelijke loopbaan. Echter, slechts minder dan een derde van hen heeft een arbeidsgeschiedenis die gekenmerkt wordt door fulltime werk tot dicht bij de wettelijke pensioenleeftijd. De overige mannen treden vervroegd uit de arbeidsmarkt. Ook een deel van de vrouwen wijkt af van de voor hen geldende norm binnen het mannelijk kostwinnersmodel. Minder dan de helft van hen heeft nooit gewerkt of trad op zeer jonge leeftijd uit de arbeidsmarkt. Bovendien is er meer heterogeniteit in hun individuele arbeidsmarkttrajecten en zijn er verschillen in arbeidsdeelname naar leeftijdsgroep. Het artikel is explorerend van aard, maar is desalniettemin van belang voor de huidige discussie over langer doorwerken.


2020 ◽  
Vol 36 (2) ◽  
Author(s):  
Karel Neels ◽  
Julie Maes ◽  
Naomi Biegel ◽  
Jonas Wood
Keyword(s):  

De arbeidsmarkt in Vlaanderen werd de voorbije jaren gekenmerkt door een historische daling van het werkloosheidscijfer – tot 2,9% in het vierde kwartaal van 2019 – en een dienovereenkomstige toename van de arbeidsmarktkrapte (STATBEL, 2020; WSE, 2019). Ook nationaal bereikte het werkloosheidscijfer in 2019 zijn laagste peil sinds 1975 (figuur 1a). Het toenemende onevenwicht tussen vraag en aanbod leek condities te creëren die de komende jaren zouden kunnen leiden tot een langverwachte inhaalbeweging van groepen die tot dan toe werden gekenmerkt door een minder gunstige arbeidsmarktpositie, waaronder mannen – maar vooral vrouwen – met een migratieachtergrond. Het uitbreken van een pandemie in het voorjaar van 2020 lijkt dat toekomstperspectief van de ene dag op de andere op losse schroeven te hebben gezet. Een forse krimp van het bbp lijkt in 2020 onafwendbaar, en ook de vrees voor een langdurige economische recessie neemt toe (Gopinath, 2020; NBB, 2020). De discussie over arbeidsmarktkrapte heeft plaatsgemaakt voor bespiegelingen over de huidige piek in tijdelijke werkloosheid, en de mate waarin die zich op termijn zal vertalen naar stijgende werkloosheidscijfers. De gedifferentieerde impact van eerdere recessies suggereert dat ook ditmaal een toename van de werkloosheid zich disproportioneel zal laten voelen in de positie van arbeidsmarktintreders, 50-plussers, personen met een migratieachtergrond en personen met een beperking.


2014 ◽  
Vol 30 (2) ◽  
Author(s):  
Harry Bierings ◽  
Hans Langenberg
Keyword(s):  

De arbeidsmarkt in Nederland werd in 2013 gekenmerkt door oplopende werkloosheid, een afnemend aantal banen en vacatures, en een groter beroep op de WW en de bijstand. Er was daardoor sprake van een steeds ruimere arbeidsmarkt, met een afnemende vraag en een toenemend onbenut arbeidsaanbod. Dit artikel beschrijft de ontwikkeling van de arbeidsmarkt aan de hand van genoemde indicatoren, waarbij eerst de vraagkant en daarna de aanbodkant wordt belicht. Daarbij ligt de nadruk op de ontwikkelingen in de periode van laagconjunctuur sinds 2008.


2014 ◽  
Vol 68 (1) ◽  
pp. 83-100
Author(s):  
Tineke Nugteren
Keyword(s):  

In de westerse wereld werden en worden openbare begraafplaatsen vaak gekenmerkt door nette rijen coniferen, met wellicht hier en daar een bloesemboom of treurwilg als cultuurspecifieke uiting van hoop, troost en liefdevolle ‘verzorging’ van de doden. In de opkomende beweging van (in het) groen begraven nemen we een tegenculturele voorkeur voor landschappelijke natuurlijkheid waar. Zij die kiezen voor natuurbegraafplaatsen ervaren ze als helend, en voelen zich daar opgenomen in het leven-bevestigende ritme van de seizoenen. Anderen, daarentegen, die de voorkeur geven aan de gebruikelijke locaties, voelen weerzin bij de anonimiteit van graven die nauwelijks ‘teruggevonden’ kunnen worden, en die er anderszins ‘onverzorgd’ bij liggen. In dit essay bezie ik de groei van natuurbegraafplaatsen in het licht van verschillende tendensen in de huidige samenleving, en stel op grond van empirisch onderzoek dat ze, in fasen, zowel natuurlijke schoonheid als realistische troost bieden. Daarmee worden zulke plekken gedragen door zowel vaag-romantische noties van ‘terug naar de natuur’ alsook door een biologistisch-realistische kijk op leven en dood. De begrippen ‘tegen de dood in’ en ‘met de dood mee’ bieden daarbij tevens belangrijke sleutels tot cultuur en tijdgeest.


Sign in / Sign up

Export Citation Format

Share Document